ECLI:NL:RBDHA:2022:9459
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Iraanse nationaliteit, had op 30 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 7 januari 2022, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.J. Meijering, en een tolk, R.H. Por Korosjamalabad. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, J. Kaikai.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in de aanverwante zaak NL21.18719, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.