ECLI:NL:RBDHA:2022:9424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
NL22.13633
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van biseksualiteit en geloofwaardigheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse man geboren in 1992, heeft een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarin hij stelt dat hij biseksueel is en daardoor problemen heeft ondervonden in Iran. Eiser heeft eerder twee asielaanvragen ingediend, die beide zijn afgewezen omdat zijn asielrelaas niet geloofwaardig werd geacht. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de huidige aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij de biseksualiteit van eiser niet geloofwaardig vond. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 28 juli 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij heeft verklaard dat hij in Iran is betrapt door zijn vader tijdens seksuele handelingen met een man, wat heeft geleid tot zijn vertrek uit het land. De rechtbank heeft overwogen dat eiser onvoldoende eenduidige en consistente verklaringen heeft afgelegd over zijn seksuele gerichtheid en de redenen voor zijn vertrek uit Iran. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de problemen die eiser in Iran heeft ervaren vanwege zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13633

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 15 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw H. Malwand-Baraki. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging vooraf aan deze zaak?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1992 en bezit de Iraanse nationaliteit. Hij verblijft sinds 2016 in Nederland als vreemdeling en heeft twee keer eerder een asielaanvraag ingediend. Aan zijn eerste asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij afstand heeft genomen van de islam en zich heeft bekeerd tot het christendom. Bij zijn opvolgende asielaanvraag heeft hij gesteld dat er sprake is van geloofsgroei. Verweerder heeft beide asielaanvragen afgewezen omdat hij het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig vindt. Deze afwijzingen staan in rechte vast.
Waar gaat deze zaak over?
2. Aan deze tweede opvolgende asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij biseksueel is en daarom in Iran problemen heeft gehad. Hij heeft in Iran relaties gehad met zowel mannen als vrouwen en is in het huis van zijn vader betrapt tijdens het verrichten van seksuele handelingen met een man. Na een confrontatie met zijn vader, heeft hij Iran samen met zijn broer verlaten.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar niet dat hij biseksueel is en daarom problemen heeft ondervonden in Iran. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat het een opvolgende asielaanvraag is die niet niet-ontvankelijk is verklaard.
Waarom is eiser het niet eens met verweerder?
4. Eiser stelt dat verweerder zijn seksuele gerichtheid ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Hij heeft wel degelijk eenduidig en consistent verklaard over wanneer hij zich realiseerde dat hij biseksueel was en wanneer hij dit heeft geaccepteerd. Ook heeft hij uitgebreid en gedetailleerd verklaard over zijn relaties met [A] en [B] en daarbij zijn gevoelens en belevingswereld voldoende inzichtelijk gemaakt. Dat hij weinig heeft kunnen verklaren over de situatie van LHBTI’ers in Nederland, is omdat hij bang is om zijn gerichtheid te uiten. Voor zover verweerder hem in het bestreden besluit tegenwerpt dat hij summier heeft verklaard over zijn gevoelens voor [B] en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het wel of niet hebben van seksuele relaties met vrouwen in Iran, had verweerder hem hierop moeten bevragen in een gehoor, althans dit in een voornemen moeten tegenwerpen en niet pas in het bestreden besluit. [2] Tot slot stelt eiser dat verweerder ten onrechte de problemen met zijn vader vanwege zijn seksuele gerichtheid, ongeloofwaardig vindt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Biseksuele gerichtheid
5. Verweerder heeft zich in het voornemen en het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser met zijn verklaringen zijn biseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Hoewel eiser uitgebreid heeft verklaard over hoe het voelde om erachter te komen dat hij geen ziekte had, maar biseksueel was en hij spijt had van het onderdrukken van zijn gevoelens, heeft hij op verschillende andere onderwerpen wisselend en summier verklaard. Van hem mochten uitgebreidere en inzichtelijkere verklaringen worden verwacht. Zo heeft eiser nagelaten consistente verklaringen af te leggen waarom hij zijn seksuele gerichtheid niet eerder naar voren heeft gebracht, terwijl hij al een aantal jaren in Nederland is. Ook blijven zijn verklaringen over wanneer hij zich realiseerde dat hij biseksueel was, vaag en de verklaringen over zijn gevoelsleven en relaties, summier en vaag. Tot slot wijst verweerder op eisers geringe kennis van de situatie van LHBTI’ers in Nederland.
5.1.
De rechtbank ziet in wat eiser in beroep heeft aangevoerd, geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan verweerder. Verweerder stelt terecht dat van eiser meer eenduidige verklaringen verwacht mochten worden over de reden dat hij niet eerder asiel heeft aangevraagd vanwege zijn seksuele gerichtheid, nu eiser al een aantal jaren veilig in Nederland verbleef en op de hoogte was van de mogelijkheid om asiel aan te vragen op die grond. Bij de huidige asielaanvraag stelt eiser dat hij Iran heeft verlaten omdat zijn vader hem met een man heeft betrapt. Los van het gegeven dat eiser dacht dat hij ziek was en van de vraag wanneer hij zich realiseerde dat hij biseksueel was, stelt de rechtbank vast dat eiser heeft verklaard dat hij vanaf zijn aankomst in Nederland wist dat hij om die reden asiel kon aanvragen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat in dit geval van eiser verwacht mocht worden dat hij op zijn minst bij zijn eerste opvolgende asielaanvraag kenbaar maakte wat de reden was van zijn vertrek uit Iran. Verder heeft verweerder eiser ook in redelijkheid kunnen tegenwerpen, dat uit eisers verklaringen blijkt dat hij geen kennis heeft van de situatie van LHBTI’ers in Nederland. Dat hij bang was om zich te uiten, heeft verweerder niet tot een ander standpunt hoeven brengen, omdat kennis opdoen van de situatie van LHBTI’ers in Nederland niet vereist dat eiser zijn gerichtheid uit. Ook vindt verweerder eisers verklaringen over zijn bewustwordingsproces terecht tegenstrijdig, omdat eiser heeft verklaard dat hij zich op een leeftijd van 15 of 16 jaar realiseerde dat hij ook jongens leuk vond en hij deze gevoelens onderdrukte, maar verderop in het gehoor ook heeft verklaard dat hij het snel heeft geaccepteerd en relaties aanging. Tot slot heeft verweerder terecht vastgesteld en deugdelijk gemotiveerd dat eiser summiere verklaringen heeft afgelegd over zijn relaties met [A] en [B]. Zijn verklaringen blijven beperkt tot dat hij hen leuk, lief en aantrekkelijk vond, zonder dat eiser inzicht geeft in zijn belevingswereld en waarom dit niet slechts vriendschappelijke relaties waren. Dit mocht verweerder wel van eiser verwachten nu hij heeft verklaard dat hij voor langere periodes gevoelens had voor [A] en [B] en zich bevond in een land waarin dit soort gevoelens maatschappelijk niet worden geaccepteerd. Dat uit zijn verklaringen blijkt dat zijn relatie met [B] zou voldoen aan vier van de zeven tekenen van verliefdheid in het door eiser aangehaalde artikel, [3] maakt niet dat verweerder tot een ander besluit had moeten komen, omdat verweerder eisers verklaringen in onderlinge samenhang met alle andere relevante omstandigheden moet beoordelen.
5.2.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat verweerder pas in het bestreden besluit aan hem heeft tegengeworpen dat hij summiere verklaringen over zijn relatie met [B], en tegenstrijdige verklaringen over zijn seksuele relaties met vrouwen heeft afgelegd. Behalve dat hetgeen hiervoor onder 5.1. staat vermeld al voldoende is om het bestreden besluit op dit punt te dragen, heeft verweerder eiser in het voornemen wel degelijk tegengeworpen dat hij zijn relatie met [B] onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt (zie pagina 3 en 4 van het voornemen), zodat dit standpunt van eiser geen doel treft. Dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn seksuele relaties met vrouwen, is naar het oordeel van de rechtbank geen dragende motivering in de besluitvorming geweest, zodat dit de rechtbank niet tot een ander oordeel brengt.
Problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid
6. Verweerder vindt eisers problemen in Iran vanwege zijn seksuele gerichtheid niet geloofwaardig. Daaraan legt verweerder ten grondslag dat eisers seksuele gerichtheid niet geloofwaardig is. Daarnaast werpt verweerder eiser tegen dat het vreemd is dat hij niet heeft nagedacht over de risico’s die hij nam door in het huis van zijn vader seksuele handelingen te verrichten met een man. Ook vindt verweerder dat eiser te summiere verklaringen heeft afgelegd over zijn ontsnapping nadat hij door zijn vader is betrapt met een man. Tot slot vindt verweerder het ongeloofwaardig dat zijn vader niet zou weten dat zijn broer hem heeft geholpen bij zijn vertrek uit Iran, omdat ze Iran samen hebben verlaten en zijn broer 7 tot 8 maanden uit Iran is weggebleven.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht stelt en voldoende motiveert, dat eisers problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn. De enkele stelling van eiser dat hij zijn vader niet terug verwachtte op dat tijdstip toen hij door zijn vader werd betrapt, omdat zijn vader normaal gesproken werkte op dat tijdstip en eiser dus privacy verwachtte, heeft verweerder niet tot een andere conclusie hoeven brengen, omdat hiermee onbetwist blijft dat eisers verklaringen over zijn vertrek uit Iran en zijn seksuele gerichtheid, ongeloofwaardig zijn. Dit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om eisers problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig te vinden.
Wat is de conclusie?
7. Verweerder heeft gelet op het bovenstaande de asielaanvraag van eiser op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat dit een opvolgende asielaanvraag is die inhoudelijk is behandeld.
8. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
9. Verweerder hoeft eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
2.Eiser betoogt dat dit een schending is van artikel 16 van de Procedurerichtlijn.
3.https://www.nsmbl.nl/tekenen-verliefd-experts/