5.1.Mede gelet op deze motivering ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd in beroep, geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat verweerder het gedwongen lidmaatschap geloofwaardig had moeten vinden. Eiser heeft in het vrije relaas in het nader gehoor verklaard dat hij tijdens de inwijding keihard is geslagen en geschopt, dat hij bloedde, zijn ribben waren gebroken, zijn rug kapot was gemaakt en hij na de inwijding half dood was. Los van de vraag of eiser bij de inwijding botbreuken of kneuzingen had opgelopen, blijkt uit eisers verklaringen dat zijn conditie zodanig was dat het in de rede lag dat eiser hersteltijd nodig had om fysieke inspanningen te kunnen verrichten. Dit maakt dat verweerder het vreemd heeft kunnen vinden dat eiser kort na zijn inwijding opdrachten heeft moeten uitvoeren waarbij hij geweld moest toepassen. Ook heeft verweerder het vreemd kunnen vinden dat eiser is geselecteerd omdat hij netjes gekleed was en geletterd. Behalve dat eiser uit eigen beweging heeft verklaard dat leden van de cult zich stoer gedroegen, heeft hij in het nader gehoor ook diverse keren verklaard dat hij de leden van zijn eskadron berichten stuurde met instructies. Dit maakt dat eiser niet gevolgd kan worden in zijn stelling dat de leden van zijn eskadron analfabeet waren. Ook vindt verweerder het niet ten onrechte vreemd dat eiser binnen een maand een leidinggevende positie kreeg toebedeeld, terwijl hij onder dwang lid is geworden. Dat hij daarvoor zoveel als mogelijk opdrachten doorgaf aan anderen om zelf geen opdrachten uit te hoeven voeren, maakt dat niet anders. Voor zover eiser betoogt dat verweerder had moeten doorvragen over dat eiser eerder door cults is benaderd, maakt dat – wat daar ook van zij – het bovenstaande niet anders.
Problemen met de [groepering 1]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt stelt dat eisers verklaringen over zijn problemen met de [groepering 1] ongeloofwaardig zijn. Op dit punt stelt verweerder niet ten onrechte dat eiser pas twee maanden na zijn gedwongen lidmaatschap de cult heeft verlaten, terwijl hij wist dat de cult mensen vermoordt en eiser (indirecte) moordopdrachten kreeg. Daarnaast hecht verweerder er terecht belang aan, dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment van overlijden van zijn vader, zijnde de aanleiding voor eiser om Nigeria te verlaten. Zo heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat zijn vader in 2015 is overleden, terwijl hij in het nader gehoor heeft verklaard dat zijn vader op 17 januari 2016 is vermoord. Verder vindt verweerder eisers verklaringen over het niet verschijnen op de bijeenkomst waarop de wraak op de [groepering 2] werd georganiseerd, terecht ongeloofwaardig. Zo heeft eiser tegenstrijdig over de tijdlijn verklaard, door eerst te verklaren dat er twee bijeenkomsten waren op 10 en 13 januari 2016 en hij op de laatste niet is verschenen, om later te verklaren dat hij tijdens de eerste bijeenkomst de moordopdracht niet kon weigeren, om de volgende dag niet te verschijnen op de bijeenkomst. Tot slot vindt verweerder het niet ten onrechte vreemd dat eiser geen huisbezoek kreeg van de leden van zijn cult en hij dagelijks terugkeerde naar zijn huis voor eten, nu huisbezoeken volgens eisers eigen verklaringen gebruikelijk waren in dit soort situaties, hij een leidersfunctie had in zijn eskadron en leden van zowel de [groepering 1] als de [groepering 2] , wisten waar eiser woonde. Dat verweerder eiser in het gehoor met deze verklaringen had moeten confronteren, brengt de rechtbank, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel. Dit doet namelijk geen afbreuk aan de overige tegenwerpingen van verweerder.
Problemen met de mensenhandelaar
7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht stelt dat eisers verklaringen over de problemen met de mensenhandelaar ongeloofwaardig zijn. In dit kader werpt verweerder eiser terecht tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het laatste contact met deze persoon tijdens zijn verblijf in Italië. Zo heeft eiser in het aanmeldgehoor in 2019 verklaard dat het laatste contact met de mensenhandelaar inhield dat hij hem heeft gezegd te stoppen met zijn werkzaamheden, waarop hij door de mensenhandelaar is bedreigd en mishandeld. Dit is tegenstrijdig met eisers verklaringen in het nader gehoor, dat hij de telefoontjes van de mensenhandelaar niet meer beantwoordde en daarbij niet rept over een bedreiging of mishandeling. Ook heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser daarna nog drie maanden zonder problemen in Italië heeft kunnen verblijven, terwijl de mensenhandelaar wist waar eiser woonde. Dat eiser vaker door deze persoon was mishandeld, een continue dreiging van een voodoo-ritueel ervaarde en zo min mogelijk op straat kwam, doet geen afbreuk aan verweerders tegenwerpingen.
8. Uit het bovenstaande volgt dat verweerder terecht en deugdelijk gemotiveerd heeft beslist dat eisers asielrelaas niet geloofwaardig is. Dit betekent dat verweerder eiser geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hoeft te verlenen.
9. Omdat geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
10. Verweerder hoeft eiser geen proceskosten te vergoeden.