In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek was ingediend door de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, en had als doel de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling gehoord.
De kinderrechter oordeelde dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 5 augustus 2022 niet wezenlijk waren veranderd. De gecertificeerde instelling had onvoldoende onderbouwd dat de opvoedsituatie bij de moeder onveilig was voor de kinderen. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders en de hulpverleners, en dat de moeder haar medewerking aan de geboden hulpverlening diende te verlenen. De kinderrechter concludeerde dat een uithuisplaatsing op dat moment niet noodzakelijk was en wees het verzoek af.
De kinderrechter merkte op dat er een zorgregeling was afgesproken tussen de ouders, waarbij de kinderen afwisselend bij de vader en de moeder verblijven. De kinderrechter benadrukte dat het van groot belang is dat er rust komt in de opvoedomgeving van de kinderen en dat beide ouders zich inzetten voor verbetering van de communicatie. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.