ECLI:NL:RBDHA:2022:9417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
C/09/634236 / JE RK 22-1789
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek was ingediend door de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, en had als doel de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling gehoord.

De kinderrechter oordeelde dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 5 augustus 2022 niet wezenlijk waren veranderd. De gecertificeerde instelling had onvoldoende onderbouwd dat de opvoedsituatie bij de moeder onveilig was voor de kinderen. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders en de hulpverleners, en dat de moeder haar medewerking aan de geboden hulpverlening diende te verlenen. De kinderrechter concludeerde dat een uithuisplaatsing op dat moment niet noodzakelijk was en wees het verzoek af.

De kinderrechter merkte op dat er een zorgregeling was afgesproken tussen de ouders, waarbij de kinderen afwisselend bij de vader en de moeder verblijven. De kinderrechter benadrukte dat het van groot belang is dat er rust komt in de opvoedomgeving van de kinderen en dat beide ouders zich inzetten voor verbetering van de communicatie. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/634236 / JE RK 22-1789
Datum uitspraak: 2 september 2022

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 25 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
bijgestaan door advocaat: mr. E.L. Craen te Den Haag.

Het procesverloop

Bij beschikking van 25 augustus 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is het verzoek om toepassing te geven aan het bepaalde in 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) afgewezen en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 25 augustus 2022;
- het verweerschrift met bijlagen van de moeder d.d. 1 september 2022.
Op 2 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de heer [vertegenwoordiger van de GI] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling. Daarbij verzoekt de gecertificeerde instelling om de machtiging uithuisplaatsing te verlenen voor zes maanden en aan te houden voor het overige.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De gecertificeerde instelling is met de eerdere opdracht van de rechtbank aan de slag gegaan en heeft een plan gemaakt met de ouders. Daarnaast is Jeugdformaat bereid gevonden om ambulante spoedhulp (ASH) in te zetten voor het gezin. De vader geeft openheid van zaken en is bereid mee te werken. De afgelopen maand is het niet mogelijk gebleken om met de moeder samen te werken. Ook de medewerkers van de ASH komen niet tot samenwerking met de moeder. De moeder stelt zich niet begeleidbaar op en houdt zich niet aan de gemaakte afspraken. Verder heeft de moeder per e-mailbericht van 19 augustus 2022 aangegeven de ouderschapsbemiddeling op dit moment niet voort te zetten. Gelet op de onderlinge spanningen en strijd met de moeder is besloten het eerste omgangsmoment tussen de moeder en de kinderen plaats te laten vinden op het kantoor van de gecertificeerde instelling. De moeder heeft zich wederom niet gehouden aan de afspraken en heeft een familielid meegenomen naar het bezoek. Daarnaast stelde de moeder zich tijdens het bezoekmoment niet begeleidbaar op. Op 24 augustus 2022 stond er wederom een omgangsmoment gepland, maar hierbij is de moeder niet verschenen. Hoewel getracht is de hulpverlening van de grond te krijgen om zo de thuisplaatsing op een verantwoorde wijze te realiseren, is dit de afgelopen maand nog onvoldoende gelukt. De gecertificeerde instelling heeft geen zicht op de opvoedomgeving bij de moeder en kan de veiligheid van de kinderen onvoldoende inschatten. De gecertificeerde instelling vindt het noodzakelijk dat er zicht komt op de opvoedvaardigheden en belastbaarheid van de moeder voordat de kinderen thuis geplaatst kunnen worden. De komende tijd blijft Jeugdformaat bij het gezin betrokken en zal de ASH zowel bij de vader als bij de moeder ingezet worden. Voor nu vindt de gecertificeerde instelling het noodzakelijk dat de plaatsing van de kinderen bij de vader gecontinueerd wordt.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. Daartoe heeft de vader aangevoerd dat het lastig is om met de moeder samen te werken, omdat zij zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. De vader meent dat een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is, omdat hij denkt dat alleen op die manier afstemming kan plaatsvinden met de moeder. De vader benadrukt dat hij de kinderen niet bij de moeder weg wil houden. Hij geeft alleen aan dat het noodzakelijk is dat de strijd stopt. Verder brengt de vader naar voren dat het goed gaat met de kinderen, maar dat hij de zorg voor de twee kinderen in combinatie met zijn werk wel zwaar vindt. De vader kan gelukkig wel rekenen op ondersteuning van zijn ouders. Desgevraagd geeft de vader aan dat de ouders samen met de vorige jeugdbeschermer een zorgregeling overeengekomen zijn. In de praktijk is deze zorgregeling niet ten uitvoer gelegd, vanwege het incident dat heeft plaatsgevonden en de daarmee gepaard gaande machtiging uithuisplaatsing. De zorgregeling die gold vóór 23 juni 2022 hield in dat [minderjarige 1] van zaterdagochtend tot woensdagochtend voor school bij de vader zou verblijven. Van woensdagmiddag tot zaterdagochtend zou [minderjarige 1] bij de moeder verblijven. [minderjarige 2] zou van zaterdagochtend tot maandagochtend bij de vader verblijven en de overige dagen bij de moeder zijn. Daarbij zou de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zaterdagochtend bij de moeder ophalen en zou de vader [minderjarige 2] op maandagochtend weer naar de moeder brengen.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de moeder aangevoerd dat er geen gronden zijn voor een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. Bij beschikking van 5 augustus 2022 heeft de kinderrechter vastgesteld dat er onvoldoende ernstige zorgen zouden zijn over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder. Aangezien de hulpverlening bij de moeder thuis gestopt was, achtte de kinderrechter een termijn van een maand noodzakelijk om de hulpverlening weer op te starten en de kinderen voor te bereiden op de situatie zoals deze voorheen was. De moeder vraagt zich af of de gecertificeerde instelling zich de afgelopen maand wel voldoende heeft ingezet voor de thuisplaatsing van de kinderen. Pas op 22 augustus 2022 heeft het eerste begeleide omgangsmoment tussen de moeder en de kinderen plaatsgevonden en slechts één dag later heeft de gecertificeerde instelling al verzocht om verlenging van de machtiging. Wel is de afgelopen maand een start gemaakt met de ASH vanuit Jeugdformaat. De moeder staat achter deze hulpverlening en is bereid hieraan mee te werken. Ter zitting bevestigt de gecertificeerde instelling dat deze hulpverlening voortgezet kan worden. Daarmee is er dus hulpverlening die zicht geeft op de opvoedsituatie van de moeder. Verder benadrukt de moeder dat uit het verslag van Cardea niet blijkt dat er zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen bij de moeder. Daarbij komt dat de moeder zich zorgen maakt over de draagkracht van de vader, nu hij zelf aangeeft dat hij de opvoeding van de kinderen pittig vindt. In het belang van de kinderen is het noodzakelijk dat de beide ouders de verzorging weer op zich gaan nemen, zodat de vader ontlast wordt. Desgevraagd geeft de moeder aan dat de zorgregeling zoals die door de vader wordt geschetst klopt met wat er destijds is afgesproken.
Aangezien de moeder meent dat de gronden voor een machtiging uithuisplaatsing niet aanwezig zijn, verzoekt de moeder het verzoek af te wijzen. Daarbij merkt de moeder nog wel op het wederzijds vertrouwen tussen de moeder, de vader en de gecertificeerde instelling te wensen overlaat. De moeder kan zich niet vinden in het beeld dat over haar geschetst wordt en hoopt dat de samenwerking de komende tijd zal verbeteren.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor uithuisplaatsing niet, althans onvoldoende aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Bij beschikking van 5 augustus 2022 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om de kinderen uit huis te plaatsen bij de vader met gezag tot 5 september 2022, en het verzoek voor het overige, te weten om deze machtiging te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, afgewezen. De kinderrechter heeft daartoe overwogen dat de gecertificeerde instelling onvoldoende concrete zorgsignalen heeft aangedragen waaruit zou volgen dat de moeder op dit moment vanwege emotieregulatieproblematiek niet voor de kinderen kan zorgen. De kinderrechter heeft wel aanleiding gezien om een korte machtiging uithuisplaatsing te verlenen, omdat het in het belang van de kinderen is als zij zorgvuldig worden voorbereid op de overgang naar de oude situatie. Tevens heeft het de gecertificeerde instelling ruimte geboden om de nodige hulpverlening bij de moeder weer op te starten.
De kinderrechter moet, nu het slechts gaat om een korte periode tussen de eerdere zitting en het indienen van het verzoekschrift, oordelen of de omstandigheden dermate zijn gewijzigd dat nu wel aan de gronden voor een (langere) uithuisplaatsing wordt voldaan. De kinderrechter oordeelt dat onvoldoende is onderbouwd dat de omstandigheden wezenlijk zijn veranderd ten opzichte van de beschikking van 5 augustus 2022. De kinderrechter ziet dat de samenwerking tussen de moeder en de hulpverleningsinstanties moeizaam verloopt. Daarbij benadrukt de kinderrechter nog maar eens dat de moeder – in het belang van de kinderen – haar volledige medewerking dient te verlenen aan de geboden hulp. Daarbij hoort ook dat zij de gemaakte afspraken nakomt en zich begeleidbaar opstelt. De kinderrechter is er echter niet van overtuigd dat een zwaar middel als een uithuisplaatsing op dit moment noodzakelijk én in het belang van de kinderen is. De gecertificeerde instelling heeft onvoldoende onderbouwd dat de opvoedsituatie bij de moeder niet veilig genoeg is voor de kinderen. De kinderrechter begrijpt dat ASH vanuit Jeugdformaat opgestart is en dat de komende tijd zowel de moeder als de vader in de thuissituatie zullen worden ondersteund. Daarmee is geborgd dat er zicht is op de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter overweegt dat het van groot belang is dat er rust komt in de opvoedomgeving van de kinderen. Daartoe is het belangrijk dat beide ouders zich de komende periode in zullen zetten voor het verbeteren van de onderlinge communicatie middels ouderschapsbemiddeling. De kinderrechter wijst het verzoek af.
Verder merkt de kinderrechter op dat ter zitting naar voren is gekomen dat de zorgregeling er anders uit blijkt te zien dan vermeld in de beschikking van 5 augustus 2022. De kinderrechter begrijpt dat de vader en de moeder – in gezamenlijk overleg met de vorige jeugdbeschermer – tot een zorgregeling zijn gekomen waarbij [minderjarige 1] van zaterdagochtend tot woensdagochtend voor school bij de vader verblijft. Van woensdagmiddag tot zaterdagochtend verblijft [minderjarige 1] bij de moeder. [minderjarige 2] verblijft van zaterdagochtend tot maandagochtend bij de vader en de overige dagen bij de moeder. Daarbij haalt de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zaterdagochtend bij de moeder op en brengt de vader [minderjarige 2] op maandagochtend weer naar de moeder. Volledigheidshalve merkt de kinderrechter op dat dit de zorgregeling is waar de ouders zich aan moeten conformeren wanneer de machtiging afloopt op 5 september 2022. Indien (één van) de ouders of de gecertificeerde instelling bovenstaande zorgregeling niet in het belang van de kinderen acht(en), staat het hen vrij om een andere invulling van de zorgregeling aan de kinderrechter voor te leggen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot machtiging om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2022 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.