1.2.Het CAK heeft het bezwaar van eiser tegen de boete niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig is ingediend. De rechtbank beoordeelt of het CAK het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank beoordeelt dus niet of het CAK eiser terecht een boete heeft opgelegd of niet.
Wat vinden eiser en het CAK in beroep?
2. Eiser voert aan dat hij in de periode van 10 februari 2020 tot en met 8 mei 2020 in detentie heeft gezeten. Hierdoor kon hij bepaalde zaken zelf niet regelen en was hij afhankelijk van derden. De eigenaresse van het adres waarop eiser stond ingeschreven verbleef zelf lange tijd in het buitenland, waardoor er geen zicht was op zijn post. In de penitentiaire inrichting waar hij verbleef was aan hem medegedeeld dat hij was verzekerd bij VGZ. Het CAK heeft geen rekening gehouden met onvoorziene situaties.
3. Het CAK betoogt dat de aanmaning en het primaire besluit zijn verzonden naar het adres waarop eiser in de Basisregistratie Personen (Brp) stond ingeschreven. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om te zorgen voor een goede adresregistratie. Als eiser door zijn detentie niet op tijd zijn post kon behandelen, had hij iemand moeten vragen dat voor hem te doen.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. Het CAK heeft het primaire besluit verzonden naar het adres waarop eiser op dat moment in de Brp stond ingeschreven. Niet in geschil is dat het primaire besluit op dat adres is ontvangen en dat het eiser zijn bezwaar niet op tijd heeft ingediend.
5. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het CAK het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het CAK op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
6. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zakenis het aan eiser om bij langdurige afwezigheid, zoals bijvoorbeeld detentie, passende en toereikende maatregelen te treffen voor de verzorging van de post, waardoor hij of een door hem aangewezen persoon op tijd kennis neemt van relevantie informatie, zoals het hier aan de orde zijnde primaire besluit. Niet gebleken is dat eiser niet in staat was om ervoor te zorgen dat de voor hem bestemde post op een tijdige en juiste wijze werd verzorgd. Dat de eigenaresse van het adres waarop eiser stond ingeschreven gedurende lange tijd in het buitenland verbleef, komt voor eisers rekening en risico. Dan had hij ervoor moeten zorgen dat iemand anders zijn post voor hem zou waarnemen, dan wel had hij moeten zorgen voor een juiste inschrijving in de Brp. De verantwoordelijkheid hiervoor rust primair bij eiser. Dat eiser in detentie zat en hij afhankelijk was van derden, leidt dus niet tot een ander oordeel. Nu eiser niet de nodige maatregelen heeft genomen om (tijdig) kennis te kunnen nemen van het primaire besluit, is geen sprake van een verontschuldigbare termijnoverschrijding
7. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt het griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: