Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Kameroense vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Guman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser betwistte de rechtmatigheid van deze maatregel, stellende dat de Dublinverordening niet op hem van toepassing was en dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan inbewaringstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring was opgelegd omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht aan Spanje, waar Nederland op 21 december 2021 een claimverzoek had ingediend. Spanje had dit verzoek op 29 december 2021 afgewezen, maar Nederland had op 30 december 2021 om een second opinion gevraagd, wat de toepassing van de Dublinverordening bevestigde. De rechtbank oordeelde dat de zware gronden voor de bewaring voldoende gemotiveerd waren en dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd en dat het beroep van eiser ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.