ECLI:NL:RBDHA:2022:931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
C/09/527996 / HA ZA 17-253
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake octrooi en proceskosten tussen Asetek A/S en Coolergiant Computer Handels GmbH

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een VRO-procedure met betrekking tot een octrooi dat eerder in een andere procedure is vernietigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vernietiging van het octrooi, dat betrekking heeft op het Nederlandse deel van het Europese octrooi EP 1 923 771 B1, in kracht van gewijsde is gegaan. Dit betekent dat de vorderingen van Asetek in conventie zijn afgewezen, omdat het octrooi niet meer geldig is. Coolergiant had geen belang meer bij haar reconventionele vorderingen, aangezien het octrooi reeds was vernietigd en erga omnes werking heeft. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er een rechtsgeldige overeenkomst bestond tussen partijen over de hoogte van de proceskosten, die is vastgesteld op € 112.500,-. Asetek werd veroordeeld in de proceskosten, die binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moesten worden voldaan, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan werd. De uitspraak is gedaan op 9 februari 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/527996 / HA ZA 17-253
Vonnis van 9 februari 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
ASETEK A/S,
te Bronderslev, Denemarken,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.L. Reeskamp te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
COOLERGIANT COMPUTER HANDELS GMBH,
te Hamburg, Duitsland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.C.S. Pinckaers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Asetek en Coolergiant genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 november 2017 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde gedingstukken;
  • de akte uitlating proceskosten van Asetek van 23 december 2020;
  • de akte naar aanleiding van de akte uitlating proceskosten van Coolergiant van 3 februari 2021.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

in reconventie

2.1.
De rechtbank constateert allereerst dat in het tussenvonnis in 3.5 het geschil in reconventie niet geheel juist is weergegeven. In het tussenvonnis onder 1.1, 7e gedachtestreepje, is opgenomen dat in de e-mail van 29 september 2017 van de advocaat van Asetek (die namens beide partijen is verstuurd) – onder meer – is gemeld dat Coolergiant haar reconventionele vorderingen C tot en met E intrekt. Dit zijn de vorderingen die zien op onrechtmatig wapperen. In 3.5 van het tussenvonnis heeft de rechtbank vervolgens wel opgenomen dat Coolergiant haar eis heeft verminderd, maar zijn de reconventionele vorderingen op grond van onrechtmatig wapperen in de samengevatte weergave van het geschil per abuis alsnog genoemd.
in conventie en in reconventie
2.2.
Bij het tussenvonnis heeft de rechtbank de procedure in conventie en reconventie geschorst totdat een in kracht van gewijsde gegane beslissing over de geldigheid van het Nederlandse deel van het Europese octrooi EP 1 923 771 B1 (hierna: EP 771) voorhanden is. De rechtbank heeft daartoe in de rechtsoverwegingen 4.3 en 4.4 – samengevat – geconstateerd dat de rechtbank Den Haag bij vonnis van 20 september 2017 het Nederlandse deel van EP 771 heeft vernietigd in de procedure tussen Asetek en Cooler Master. Deze rechterlijke uitspraak ontneemt EP 771 onmiddellijk haar werking, op voorwaarde dat de uitspraak (uiteindelijk) in kracht van gewijsde gaat. Inmiddels heeft het gerechtshof Den Haag de uitspraak in stand gelaten en heeft de Hoge Raad bij arrest van 11 december 2020 [1] het cassatieberoep van Asetek verworpen, waarmee de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
2.3.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van Asetek in conventie voor afwijzing gereed liggen.
2.4.
De rechtbank komt niet meer toe aan de (voorwaardelijke) vorderingen in reconventie (na vermindering van eis) tot vernietiging van EP 771 dan wel tot verklaring voor recht dat de Enermax producten niet vallen onder de beschermingsomvang van EP 771. Nu dit octrooi reeds is vernietigd en die vernietiging in kracht van gewijsde is gegaan en erga omnes werking heeft, heeft Coolergiant geen belang meer bij toewijzing van haar nog voorliggende (voorwaardelijke) vorderingen in reconventie.
2.5.
Asetek zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten. Deze zijn te begroten volgens artikel 1019h Rv.
De omstandigheid dat de reconventionele vordering wegens gebrek aan belang thans moet worden afgewezen maakt dit niet anders omdat dat belang er wel was toen de procedure begon. Volgens Coolergiant hebben partijen in september 2017 een rechtsgeldige overeenkomst gesloten over de hoogte van de proceskosten, waarbij partijen zijn overeengekomen dat de proceskosten voor de conventie en reconventie worden vastgesteld op een totaalbedrag van € 112.500,-. Asetek betwist dat tussen partijen overeenstemming bestaat. Daartoe stelt Asetek dat zij haar uitlatingen in 2017 heeft gedaan in het kader van het destijds geldende proceskostenregime, waarin vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten uitgangspunt was. Het proceskostenregime is per 1 september 2020 ingrijpend gewijzigd met de invoering van de Indicatietarieven octrooizaken. Tegen die achtergrond kan Asetek in redelijkheid niet worden gehouden aan haar bericht van 29 september 2017 dat de redelijke en evenredige proceskosten van Coolergiant € 112.500,- bedragen. Ook al behoort in de huidige regeling Indicatietarieven octrooizaken een proceskostenakkoord nog steeds tot de mogelijkheden, volgens Asetek zou zij voor de bepaling van de hoogte van de proceskosten nu aansluiting hebben gezocht bij die Indicatietarieven. Omdat nog geen geldend akkoord bestaat over de proceskosten, moeten deze worden vastgesteld aan de hand van de thans toepasselijke Indicatietarieven octrooizaken, aldus nog steeds Asetek.
2.6.
De rechtbank is – met Coolergiant – van oordeel dat partijen in september 2017 wel degelijk een rechtsgeldige overeenkomst over de proceskosten hebben gesloten, van welke overeenkomst in het tussenvonnis melding is gemaakt onder 1.1, 7e gedachtestreepje. Indien en voor zover Asetek met haar betwisting dat tussen partijen overeenstemming bestaat, bedoeld heeft te stellen – zoals Coolergiant die stellingen uitlegt – dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, omdat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 BW [2] ), dan wel dat sprake is van een onvoorziene omstandigheid (artikel 6:258 lid 1 BW), gaat de rechtbank aan deze stelling voorbij. Zoals Coolergiant terecht betoogt, moet de rechtbank terughoudendheid betrachten zowel bij toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW, als bij toepassing van artikel 6:258 lid 1 BW. De enige omstandigheid die Asetek heeft genoemd voor een beroep op deze artikelleden, nogmaals: als dat al in haar stellingen kan worden gelezen, is de invoering van de Indicatietarieven octrooirecht per 1 september 2020. Dat is geen (onvoorziene) omstandigheid die maakt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat Asetek aan de door haar met Coolergiant overeengekomen proceskostenafspraak wordt gehouden, te minder nu een dergelijke afspraak ook onder de thans geldende indicatietarieven octrooizaken zonder meer mogelijk is (nr. 4 van die regeling).
2.7.
Het voorgaande betekent dat de proceskosten in conventie en reconventie worden begroot op het overeengekomen bedrag van € 112.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Ten aanzien van de proceskostenveroordeling is niet de uitvoerbaarheid bij voorraad gevorderd. Gelet op artikel 233 lid 1 Rv [3] kan de uitvoerbaarheid bij voorraad van de proceskostenveroordeling dan ook niet worden uitgesproken.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
in reconventie
3.2.
verstaat dat aan het Nederlandse deel van EP 771 met terugwerkende kracht de werking is ontnomen;
3.3.
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie
3.4.
veroordeelt Asetek in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Coolergiant begroot op € 112.500,-, een en ander te voldoen binnen een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis en – voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Th. van Walderveen en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel op 9 februari 2022.

Voetnoten

2.Burgerlijk Wetboek
3.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering