ECLI:NL:RBDHA:2022:9278
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verklaarde asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid van Frankrijk onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 8 augustus 2022, waarin werd gesteld dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Tijdens de zitting op 25 augustus 2022 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat er geen beletselen waren om eiser aan Frankrijk over te dragen. Eiser had geen documenten of verklaringen overgelegd die aannemelijk maakten dat zijn overdracht aan Frankrijk zou leiden tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank merkte op dat de inhoud van het AIDA-rapport over Frankrijk vergelijkbaar was met eerdere rapporten die geen aanleiding gaven om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Verder stelde de rechtbank vast dat de Opvangrichtlijn, Kwalificatierichtlijn en Procedurerichtlijn van toepassing zijn op de asielprocedure in Frankrijk. Er waren geen structurele tekortkomingen aangetoond die zouden leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens of artikel 4 van het Handvest. Eiser werd geacht in Frankrijk te klagen indien hij meende dat zijn rechten in de asielprocedure werden geschonden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.