In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de beroepen van eiser tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring. Eiser, een Albanese nationaliteit, werd op 11 mei 2022 in het Rotterdamse havengebied aangetroffen en aangehouden op verdenking van een strafrechtelijke overtreding. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft daarop een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd, alsook de maatregel van bewaring. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 20 mei 2022 is opgeheven, maar dat dit niet betekent dat de gronden voor de maatregel onrechtmatig waren. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser tegen het inreisverbod onbesproken gelaten, omdat dit in het verweerschrift was opgeheven.
De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren, gezien het risico op onttrekking aan het toezicht. Eiser heeft aangevoerd dat hij ten onrechte geen vertrektermijn is gegund en dat het terugkeerbesluit onrechtmatig was omdat er geen land van terugkeer was vermeld. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen, onder verwijzing naar de relevante wetgeving en jurisprudentie. Eiser heeft ook betoogd dat de ophouding onrechtmatig was, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de ophouding binnen de wettelijke termijn heeft plaatsgevonden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen de gestelde termijnen hoger beroep instellen tegen deze uitspraak.