ECLI:NL:RBDHA:2022:9236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
21/3016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woning sluiting wegens drugshandel en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de sluiting van een woning aan de Madeweg 80 te Monster. De burgemeester van Westland had op 9 september 2020 besloten de woning voor de duur van 12 maanden te sluiten, na een doorzoeking waarbij 20 kilogram cocaïne, munitie, contant geld en pepperspray werden aangetroffen. Het bestreden besluit van 10 maart 2021 heeft de sluitingsduur aangepast naar 6 maanden. Eiser, eigenaar van de woning, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij de uitkomst van het beroep. De rechtbank overweegt dat de sluiting van de woning inmiddels is beëindigd en dat er geen reëel en actueel belang meer is voor eiser, aangezien zijn woonrecht niet is aangetast en hij geen schade heeft aangetoond die voortvloeit uit het besluit. Eiser heeft tijdens de sluiting in de gevangenis gezeten en kon daardoor geen kosten maken voor vervangende huisvesting. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3016

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.L. Baar),
en

De burgemeester van Westland, verweerder

(gemachtigde: H. Kartal).

Procesverloop

Met het primaire besluit van 9 september 2020 heeft verweerder besloten de woning aan de Madeweg 80 te Monster (de woning) voor de duur van 12 maanden te sluiten.
Met het bestreden besluit van 10 maart 2021 heeft verweerder de sluitingsduur aangepast naar 6 maanden.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is aanwezig en laat zich vertegenwoordigen door [A]. Verweerder laat zich vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is samen met zijn partner eigenaar van de woning in [woonplaats]. Zijn vrouw en kinderen verblijven regelmatig in de woning, maar zijn ingeschreven op een ander adres in de gemeente [gemeenteplaats].
2. Op 9 juni 2020 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning. In de bestuurlijke rapportage van de Politie Eenheid Den Haag staat vermeld dat er 20 kilogram cocaïne in de woning is aangetroffen. Ook is er munitie voor een handwapen, sommen contant geld en pepperspray gevonden. Verder heeft de FIOD vastgesteld dat eiser geen formele inkomsten heeft en zijn woning heeft gekocht met cryptomunten. De investeringen in deze cryptomunten zijn hoofdzakelijk gefinancierd met contant geld. Volgens verweerder is het aannemelijk dat de woning is gekocht met geld dat is verdiend in grootschalige drugshandel. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft verweerder aan eiser een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van een tijdelijke sluiting van de woning voor de duur van twaalf maanden, welke bij het bestreden besluit is herzien in zes maanden. [1]
3. Eiser heeft gedurende de sluiting van de woning in de gevangenis gezeten.
Procesbelang
4. Verweerder stelt dat eiser geen belang heeft bij de uitkomst van het beroep, omdat er geen sprake is van een reëel en actueel belang. Het woonrecht van eiser is niet aangetast. Er is ook geen verdere aantasting van de goede naam, omdat onomstotelijk blijkt dat er 20 kg cocaïne is gevonden in de woning. Dit betwist eiser ook niet. Dat de sluiting van de woning eiser in de toekomst mogelijk kan worden nagedragen bij aanvraag van een vergunning is geen actueel en voldoende bepaald belang.
5. De rechtbank ziet zich ook ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser in beroep een belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit. De rechtbank overweegt dat de sluiting van de woning inmiddels is beëindigd en dat brengt de vraag met zich wat eiser feitelijk nog kan bereiken met deze beroepsprocedure.
6. Eiser heeft ter zitting met betrekking tot dit punt aangevoerd dat hij nadeel ondervindt als de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. Wanneer blijkt dat de sluiting te lang heeft voortgeduurd kan de geleden schade namelijk op verweerder worden verhaald in een vervolgprocedure. Ook weegt het college van burgemeester en wethouders de duur van de sluiting mee bij een eventuele bibob-toets.
7. De rechtbank overweegt dat procesbelang kan bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Het is aan eiser om tot op zekere hoogte aannemelijk te maken dat dergelijke schade is geleden door het besluit. [2] Ten tijde van de woningsluiting heeft eiser in de gevangenis gezeten, waardoor hij geen kosten heeft hoeven maken voor vervangende huisvesting. Daarbij was er beslag gelegd op zijn financiën, waardoor de woning niet verkocht kon worden. Een bibob-toets is ook niet aan de orde. Nu eiser niet met bewijsstukken aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden door het bestreden besluit, is de rechtbank van oordeel dat hij geen belang heeft bij de behandeling van dit beroep.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 juli 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BN2662).