ECLI:NL:RBDHA:2022:9232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
SGR 20/3532
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het plaatsen van een omkasting om een airco-unit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een omkasting om een airco-unit op het dak van een condoleancegebouw bij een begraafplaats. Eiseres, een omwonende, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 4 november 2019 de omgevingsvergunning had verleend. Eiseres stelde dat de plaatsing van de omkasting in strijd was met gemaakte afspraken over het groen rondom het gebouw en dat de gemeente herhaaldelijk zonder vergunning had gebouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de vergunning terecht heeft verleend, omdat de aanvraag voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit, de Bouwverordening en het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat het college zich mocht baseren op het positieve advies van de welstandscommissie, en dat er geen redenen waren om de omgevingsvergunning te weigeren. Eiseres had geen deskundig tegenadvies overgelegd om haar standpunt te onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat het college de omgevingsvergunning terecht had verleend. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3532

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).

Procesverloop

In het besluit van 4 november 2019 (primair besluit) heeft het college aan de gemeente Den Haag een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een omkasting om de airco-unit (de omkasting) op het dak van het condoleancegebouw bij de begraafplaats [adres] [nummer] in [plaats] (het condoleancegebouw).
In het besluit van 1 april 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 9 februari 2022 heeft de rechtbank een inlichtingencomparitie gehouden, waarvoor zij partijen heeft opgeroepen. Eiseres is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is onder andere besproken of partijen bereid zijn om tot een oplossing van het conflict te komen. Eiseres heeft zich hiertoe bereid verklaard. Het college heeft daarop aangegeven dat voor het verplaatsen van de airco-unit instemming van de gemeente Den Haag nodig is. Op 4 april 2022 heeft het college bericht dat de gemeente Den Haag niet bereid om de airco-unit te verplaatsen.
Op 15 april 2022 heeft eiseres aanvullende gronden ingediend. Op 2 juni 2022 heeft het college hierop gereageerd. Op 12 juli 2022 heeft eiseres nader gereageerd.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege verder blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Op 22 januari 2019 heeft de Inspecteur Handhaving van de Haagse Pandbrigade geconstateerd dat op het dak van het condoleancegebouw een lawaaibestrijder zichtbaar is waarvoor geen omgevingsvergunning is verleend.
1.2.
Op 30 augustus 2019 heeft het college een aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen voor het plaatsen van de omkasting. Deze omkasting heeft tot doel het geluid van de airco-unit te reduceren. Nadat de Welstands- en Monumentencommissie (de welstandscommissie) eerst op 9 oktober 2019 een negatief advies heeft gegeven en na een wijziging van het bouwplan op 23 oktober 2019 een positief advies heeft gegeven, heeft het college bij het primaire besluit de omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een omkasting om de airco-unit op het dak van het condoleancegebouw.
1.3.
Bij het bestreden besluit heeft het college, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, het primaire besluit gehandhaafd. Het college overweegt daartoe dat de aanvraag aan de eisen van het Bouwbesluit en de Bouwverordening voldoet. De aanvraag is verder niet in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Archipelbuurt e.o.” (het bestemmingsplan). De welstandscommissie heeft op 23 oktober 2019 een positief advies gegeven voor de muisgrijze airco-unit en is akkoord met het bouwplan. Het college mocht van dit positieve advies uitgaan. Te meer omdat eiseres niet met stukken heeft onderbouwd waarom de omkasting niet in de omgeving past.
Wat vinden eiseres en het college in beroep?
2.
2.1.
Eiseres voert aan dat tijdens de bouw van het condoleancegebouw afspraken zijn gemaakt over het groen rondom het gebouw. Deze worden met de plaatsing van de airco-unit en de omkasting genegeerd en de gemeente Den Haag weigert samen te werken met de omwonenden. De gemeente Den Haag overtreedt herhaaldelijk de regels door zonder omgevingsvergunning te bouwen en het condoleancegebouw uit te breiden. Door de airco-unit en de omkasting wordt het gebouw, dat in een beschermd stadsgezicht ligt, aangetast.
2.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat er gelet op het limitatief-imperatief stelsel geen redenen zijn om de omgevingsvergunning te weigeren.
Wat is het beoordelingskader?
3. Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geweigerd in geval van, kort gezegd, (a) strijd met het Bouwbesluit 2012, (b) strijd met de Bouwverordening, (c) strijd met het bestemmingsplan en (d) strijd met de redelijke eisen van welstand. Deze in artikel 2.10 van de Wabo vermelde weigeringsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dit betekent dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd als de bouwactiviteit in strijd is met één of meer van de genoemde weigeringsgronden en dat de omgevingsvergunning moet worden verleend, indien geen sprake is van één van deze weigeringsgronden.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. De rechtbank overweegt allereest dat zij slechts een oordeel kan geven over het bestreden besluit. Dit betekent dat de rechtbank slechts kan beoordelen of de omgevingsvergunning voor het plaatsen van de omkasting terecht is verleend of niet. Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat de airco-unit is geplaatst en het condoleancegebouw is uitgebreid en van functie is gewijzigd zonder dat daarvoor de vereiste omgevingsvergunningen zijn verleend, dient zij zich tot het college te wenden met een verzoek om handhaving.
5. De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres dat het gebouw door de omkasting wordt aangetast zo dat zij zich daarmee op het standpunt stelt dat hiermee niet wordt voldaan aan de redelijke eisen van welstand.
5.1.
Op 23 oktober 2019 heeft de welstandscommissie een positief advies gegeven.
5.2.
Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag het college aan het advies van de welstandscommissie in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen, tenzij het advies naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag mag leggen. Ook geldt een (verzwaarde) motiveringsplicht indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. [1]
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich bij het bestreden besluit heeft mogen baseren op het advies van de welstandscommissie van 23 oktober 2019. Niet is gebleken dat dit advies van de welstandscommissie gebreken vertoont. Eiseres heeft geen deskundig tegenadvies overgelegd. Dat eiseres van mening is dat het gebouw met de omkasting wordt aangetast, is onvoldoende voor het oordeel dat het college zich bij het bestreden besluit niet op het genoemde welstandsadvies mocht baseren. Het college heeft zich daarom, onder verwijzing naar het laatste, positieve, welstandsadvies, terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand en de weigeringsgrond zich niet voordoet.
6. Nu evenmin is gebleken van strijd met het bestemmingsplan, het Bouwbesluit 2012 of de Bouwverordening (weigeringsgronden a, b en c), was het college, gelet op het limitatief-imperatieve stelsel van artikel 2.10 van de Wabo, verplicht om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.
7. Gelet op dit limitatief-imperatieve stelsel van weigeringsgronden bestond voor het college niet de ruimte om een belangenafweging te maken. Dit betekent dat het college in het kader van de beoordeling van de aanvraag om de omgevingsvergunning niet verplicht was om te onderzoeken of er alternatieve oplossingen zijn die, voor eiseres, minder bezwaarlijk zijn.
8. Voor zover eiseres stelt dat de gemeente Den Haag de gemaakte afspraken niet is nagekomen, kan de bestuursrechter daarover – wat daar verder ook van zij – geen uitspraak doen. De bestuursrechter toetst in dit geval slechts de bestuursrechtelijke besluitvorming van het college. Wat eiseres aanvoert betreft een geschil tussen haar en de gemeente Den Haag. Dit is een privaatrechtelijke kwestie waarvoor eiseres zich tot de civiele rechter kan wenden.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Het college heeft de omgevingsvergunning terecht verleend. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3043.