In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de ophouding van eiseres, die op 18 augustus 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgehouden. Eiseres, van Indonesische nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen deze ophouding en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek is gesloten op 8 september 2022.
Eiseres stelt dat de ophouding onrechtmatig was, omdat er geen machtiging tot binnentreding in het dossier aanwezig was en er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf zou zijn. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de machtiging tot binnentreden op 2 september 2022 in het digitale dossier is opgenomen, waardoor de grond van eiseres niet kan slagen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verbalisanten van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) voldoende feiten en omstandigheden hadden om een redelijk vermoeden van illegaal verblijf aan te nemen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de ophouding op de juiste grondslag heeft plaatsgevonden, omdat eiseres niet in het bezit was van een geldig identificerend document. De rechtbank heeft het beroep tegen de ophouding ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.