In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de sluiting van een woning. Eiseres, een gedeelde eigenaar van de woning, had beroep aangetekend tegen het besluit van de burgemeester van Westland om de woning voor 12 maanden te sluiten, wat later werd aangepast naar 6 maanden. De sluiting volgde op een doorzoeking waarbij aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en andere verboden voorwerpen werden aangetroffen. De rechtbank heeft op 22 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat eiseres geen procesbelang had bij de uitkomst van het beroep, omdat de sluiting van de woning inmiddels was beëindigd en er geen reëel en actueel belang meer bestond. Eiseres had aangevoerd dat zij en haar kinderen door de sluiting andere woonruimte moesten zoeken, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om procesbelang aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij schade had geleden door het besluit van de burgemeester. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.