ECLI:NL:RBDHA:2022:9203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
21/3013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake woningsluiting en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de sluiting van een woning. Eiseres, een gedeelde eigenaar van de woning, had beroep aangetekend tegen het besluit van de burgemeester van Westland om de woning voor 12 maanden te sluiten, wat later werd aangepast naar 6 maanden. De sluiting volgde op een doorzoeking waarbij aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en andere verboden voorwerpen werden aangetroffen. De rechtbank heeft op 22 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat eiseres geen procesbelang had bij de uitkomst van het beroep, omdat de sluiting van de woning inmiddels was beëindigd en er geen reëel en actueel belang meer bestond. Eiseres had aangevoerd dat zij en haar kinderen door de sluiting andere woonruimte moesten zoeken, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om procesbelang aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij schade had geleden door het besluit van de burgemeester. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3013

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. F. Kellouh),
en

de burgemeester van Westland, verweerder

(gemachtigde: H. Kartal).

Procesverloop

Met het primaire besluit van 9 september 2020 heeft verweerder besloten de woning aan de [adres] [huisnummer] te [plaats] (de woning) voor de duur van 12 maanden te sluiten.
Met het bestreden besluit van 10 maart 2021 heeft verweerder de sluitingsduur aangepast naar 6 maanden.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres en haar partner zijn gedeelde eigenaar van de woning in [plaats]. Eiseres verblijft samen met haar kinderen in de woning, maar staat op een ander adres ingeschreven in de gemeente [gemeenteplaats].
2. Op 9 juni 2020 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning. In de bestuurlijke rapportage van de Politie Eenheid Den Haag is -samengevat weergegeven- vermeld dat er 20 kilogram cocaïne, munitie voor een handwapen, sommen contant geld en pepperspray in de woning zijn aangetroffen. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft verweerder aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van een tijdelijke sluiting van de woning voor de duur van twaalf maanden, welke bij het bestreden besluit is herzien in zes maanden. [1]
Procesbelang
3. Verweerder stelt dat eiseres geen belang heeft bij de uitkomst van het beroep, omdat er geen sprake is van een reëel en actueel belang. Het woonrecht van eiseres is niet aangetast. Er is ook geen verdere aantasting van de goede naam, omdat onomstotelijk blijkt dat er 20 kg cocaïne is gevonden in de woning. Dit betwist eiseres ook niet. Dat de sluiting van de woning eiseres in de toekomst mogelijk kan worden nagedragen bij aanvraag van een vergunning is geen actueel en voldoende bepaald belang.
4. De rechtbank ziet zich ook ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres in beroep een belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit. De rechtbank overweegt dat de sluiting van de woning inmiddels is beëindigd en dat brengt de vraag met zich wat eiseres feitelijk nog kan bereiken met deze beroepsprocedure.
5. Eiseres heeft ter zitting met betrekking tot dit punt aangevoerd dat zij samen met haar drie kinderen feitelijk in de woning verbleef. Op het moment van de inval was zij ook in de woning aanwezig. Door toedoen van de sluiting heeft zij andere woonruimte moeten zoeken. Ook geeft eiseres aan dat de sluiting voortvloeit uit een strafrechtelijke procedure. Nu tenlastelegging op meerdere punten is gewijzigd, ligt het op de weg van verweerder om te onderzoeken of de feiten waarop de sluiting is gebaseerd juist zijn.
6. De rechtbank overweegt dat procesbelang kan bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Het is aan eiseres om tot op zekere hoogte aannemelijk te maken dat dergelijke schade is geleden door het besluit. [2] Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat eiseres en haar kinderen ten tijde van de sluiting onderdak hebben gevonden bij familie. Dit heeft eiseres in haar zienswijze op het voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang aangegeven. Ook is het oordeel van de bestuursrechter niet van belang voor de uitkomst van een eventuele lopende strafrechtelijke procedure omdat die andere juridische kaders heeft. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden door het bestreden besluit. Eiseres heeft daarom geen belang bij de behandeling van dit beroep.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 juli 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BN2662).