ECLI:NL:RBDHA:2022:9198
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een gebiedsverbod aan een persoon die ernstige overlast veroorzaakt in het centrum van Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een persoon die in Den Haag woont, en de burgemeester van Den Haag, die als verweerder optreedt. De zaak betreft de oplegging van een gebiedsverbod aan eiser, die door de burgemeester is opgelegd vanwege herhaaldelijke ernstige overlast in het centrum van de stad. Het gebiedsverbod is ingesteld voor de duur van drie maanden, van 7 december 2020 tot en met 7 maart 2021, en is later uitgebreid. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep aangetekend, waarbij hij aanvoert dat het verbod niet gerechtvaardigd is en dat de meldingen van overlast voornamelijk afkomstig zijn van de politie zelf. Hij stelt dat hij afhankelijk is van het verboden gebied voor zijn bestaan, omdat hij daar straatkranten verkoopt en sociale contacten onderhoudt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd is om een gebiedsverbod op te leggen aan personen die de openbare orde ernstig verstoren. De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen het gebiedsverbod gewogen en geconcludeerd dat de burgemeester aannemelijk heeft gemaakt dat eiser herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord. De rechtbank heeft ook overwogen dat de burgemeester voldoende heeft aangetoond dat er ernstige vrees bestond voor verdere verstoring van de openbare orde. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de politie hem onterecht heeft behandeld of dat er alternatieven voor het gebiedsverbod beschikbaar waren.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het gebiedsverbod een geschikt middel is om verdere overlast te voorkomen en dat de belangen van de openbare orde zwaarder wegen dan de bewegingsvrijheid van eiser. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat de rechtbank de beslissing van de burgemeester om het gebiedsverbod op te leggen heeft bevestigd. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.