ECLI:NL:RBDHA:2022:9196
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van jachtakte en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van een jachtakte. Eiser, die zijn jachtakte voor het jachtseizoen 2020-2021 had ontvangen, zag deze ingetrokken door de Korpschef van politie op 12 maart 2020. Eiser heeft hiertegen administratief beroep aangetekend, maar dit werd aanvankelijk ongegrond verklaard door de minister van Justitie en Veiligheid op 21 januari 2021. Later, op 22 juli 2021, heeft de minister het primaire besluit herroepen en het administratief beroep alsnog gegrond verklaard.
Eiser heeft op 17 juni 2022 zijn beroep ingetrokken, vergezeld van een verzoek om vergoeding van de proceskosten door verweerder. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder op 6 juli 2022 heeft geantwoord. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was. In haar overwegingen stelt de rechtbank vast dat verweerder door het intrekken van het bestreden besluit aan eiser tegemoet is gekomen, wat betekent dat verweerder in beginsel gehouden is om de proceskosten te vergoeden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit zouden uitsluiten.
De rechtbank concludeert dat er geen dergelijke bijzondere omstandigheden zijn en dat verweerder zich niet verzet tegen de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 759,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast overweegt de rechtbank dat verweerder ook het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden. De rechtbank heeft verweerder dan ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2022.