ECLI:NL:RBDHA:2022:9183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
NL21.17901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis op basis van artikel 8 EVRM en hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, twee Syrische nationalen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 9 november 2021, waarin hun aanvragen voor een mvv werden afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 9 augustus 2022 behandeld, waarbij de referent, de heer [A], aanwezig was, maar de gemachtigde van eisers niet. De rechtbank overweegt dat eiseres 1, de moeder van de referent, en eiseres 2, de zus van de referent, niet voldoen aan de voorwaarden voor een afgeleide verblijfsvergunning op grond van artikel 29, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank stelt vast dat de referent meerderjarig is en niet kwalificeert als alleenstaande minderjarige vreemdeling, waardoor zijn moeder niet in aanmerking komt voor een mvv. Ook de aanvraag van eiseres 2 is afgewezen, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor gezinshereniging in het kader van nareis voor zussen van meerderjarige vreemdelingen.

De rechtbank concludeert dat het beroep op artikel 8 van het EVRM niet slaagt, omdat de staatssecretaris niet verplicht is om een verdergaande toets aan artikel 8 uit te voeren dan reeds in artikel 29, tweede lid van de Vw 2000 besloten ligt. De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden, aangezien er geen twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17901

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] , V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres 1

[eiseres 2] ,V-nummer: [v-nummer 2] , eiseres 2
Beiden van Syrische nationaliteit, tezamen ‘eisers’
(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.K. Jhinnoe).

Procesverloop

Bij separate besluiten van 11 maart 2021 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, afgewezen.
Bij besluit van 9 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2022 op zitting behandeld. Referent (de heer [A] ) was aanwezig. De gemachtigde van eisers was, met bericht vooraf, niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A. Toma.

Overwegingen

1. Eiseres 1 (de moeder van referent) is geboren op [geboortedag 1] 1963 en eiseres 2 (de zus van referent) is geboren op [geboortedag 2] 2004. Beiden hebben de Syrische nationaliteit en wensen verblijf bij referent in Nederland. Referent heeft sinds 23 oktober 2020 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. [1]
2. Verweerder heeft de aanvraag van eisers afgewezen, omdat zij niet behoren tot één van de categorieën personen die in aanmerking komen voor een afgeleide verblijfsvergunning op grond van artikel 29, tweede lid van de Vw 2000. Referent is meerderjarig en is geen alleenstaande minderjarige vreemdeling. Naar aanleiding hiervan slaagt het beroep op de Gezinsherenigingsrichtlijn [2] en artikel 8 van het EVRM [3] niet. Indien eisers denken dat zij op grond van artikel 8 van het EVRM in aanmerking te komen voor verblijf in Nederland, kunnen zij een aanvraag voor een mvv op reguliere gronden indienen.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren – kort samengevat – het volgende aan. Zij behoren wel degelijk tot de categorieën personen die in aanmerking komen voor de mvv in het kader van nareis, omdat zij altijd tot het gezin van referent hebben behoord. Verder had verweerder moeten beoordelen of eisers in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Er is sprake van een beschermenswaardig familie- en gezinsleven tussen eisers en referent, zodat verweerder ook een belangenafweging had moeten maken. Ten slotte had verweerder eisers en referent moeten horen in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Afwijzing mvv met als doel ‘nareis’
4. In beroep zijn partijen verdeeld over de vraag of verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers niet tot de categorieën personen vallen die in aanmerking komen voor een mvv met als doel nareis. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 komen alleen de ouders van een alleenstaande minderjarige vreemdeling in de zin van artikel 2, onder f van de Gezinsherenigingsrichtlijn, in aanmerking voor een afgeleide verblijfsvergunning. Niet in geschil is dat referent meerderjarig was ten tijde van zijn binnenkomst in Nederland en niet kwalificeert als een alleenstaande minderjarige vreemdeling. [4] Dit betekent dat de moeder van referent, eiseres 1, niet voldoet aan de gestelde voorwaarden voor afgifte van de mvv. Ook de Gezinsherenigingsrichtlijn geeft geen verplichting om te voorzien in het verblijf van nareizende ouders van een meerderjarige vreemdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3712, rechtsoverwegingen 3. en 4.).
4.2.
De rechtbank stelt vast dat in artikel 29, tweede lid, van de Vw 2000 er niet voor is gekozen om gezinshereniging toe te staan in het kader van nareis voor zussen van meerderjarige in Nederland verblijvende personen. Verweerder heeft daarom ook de aanvraag van eiseres 2 kunnen afwijzen. Het betoog van eisers dat zij tot op heden tot het gezin van referent behoren, leidt gezien het voorgaande niet tot een ander oordeel.
4.3.
Nu verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid van de Vw 2000, heeft verweerder de mvv-aanvragen kunnen afwijzen.
Artikel 8 van het EVRM
5. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep op artikel 8 van het EVRM niet. Verweerder is in het kader van deze aanvraag niet gehouden een verdergaande toets aan artikel 8 van het EVRM te verrichten dan de afweging die reeds in artikel 29, tweede lid, van de Vw 2000 besloten ligt. [5] Artikel 29 van de Vw 2000 biedt geen grond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel ter bescherming van ‘family life,’ als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Indien eisers van mening zijn dat hen op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf moet worden toegestaan, staat het hen vrij een daartoe strekkende reguliere aanvraag in te dienen, waar de gewenste (volledige) toets aan artikel 8 van het EVRM wel kan plaatsvinden. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de beroepsgronden die betrekking hebben op de feitelijke gezinsband, de samenwoning en de gestelde meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
Hoorplicht
6. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. Van het horen in bezwaar mag pas worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een andersluidend oordeel kunnen leiden. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de inhoud van de gronden van het bezwaar van eisers, mocht verweerder afzien van het horen van eisers.
Wat is de conclusie?
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.W. Craanen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie artikel 2, onder f van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1555, r.o. 2.8.2.