ECLI:NL:RBDHA:2022:9167
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op vergoeding voor verhuurderheffing bij onroerend goed overdracht
In deze zaak heeft eiseres, een B.V., een woonconcept ontwikkeld en voorlopige investeringsverklaringen aangevraagd op basis van de ‘Regeling Vermindering Verhuurderheffing’. Na de bouw van het project heeft eiseres het onroerend goed overgedragen aan een derde partij, [maatschappij] N.V., en is er een verdeling overeengekomen waarbij eiseres een bedrag ontvangt dat afhankelijk is van de heffingsvermindering die aan de derde partij wordt toegekend. De rechtbank moest beoordelen of het ontvangen bedrag door eiseres een vergoeding vormt voor een belastbare prestatie aan de derde partij en dus onderhevig is aan omzetbelasting.
De rechtbank oordeelde dat het bedrag van € 6.700.000 dat eiseres van [maatschappij] heeft ontvangen, inderdaad onderhevig is aan de heffing van omzetbelasting. De rechtbank concludeerde dat de levering van het onroerend goed als hoofdprestatie moet worden aangemerkt, terwijl de afspraken over de heffingsvermindering als bijkomende prestatie moeten worden gezien. Dit betekent dat het ontvangen bedrag het lot van de hoofdprestatie volgt en dus aan de belastingheffing is onderworpen.
Eiseres had betoogd dat de prijs voor het onroerend goed vaststond en niet zou wijzigen, ongeacht de heffingsvermindering. De rechtbank verwierp dit argument, omdat de koopprijs mogelijk al rekening hield met de te verwachten heffingsvermindering. Ook de stelling van eiseres dat er sprake was van partage of een kansovereenkomst werd verworpen, omdat de afspraken tussen eiseres en [maatschappij] duidelijk waren en niet afhankelijk van toevalligheden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 6 september 2022.