ECLI:NL:RBDHA:2022:9153

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
09-035195-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing, vernieling, overtredingen van de Wegenverkeerswet en bedreiging met geweld

Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten. De verdachte werd veroordeeld voor poging tot afpersing, waarbij hij op 10 februari 2022 in Zoetermeer bij de voordeur van een slachtoffer om een pinpas en pincode vroeg, onder dreiging van geweld. Hij duwde tegen de voordeur en dreigde met een pistool. Daarnaast werd hij veroordeeld voor het opzettelijk vernielen van een televisie op 17 maart 2022, en voor gevaarlijk rijgedrag op 18 maart 2022, waarbij hij verkeersregels overtrad en de politie negeerde. Tevens werd hij beschuldigd van bedreiging van een slachtoffer op 19 en 21 maart 2022, waarbij hij dreigende uitspraken deed over het leven van het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 133 dagen voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/035195-22
Datum uitspraak: 15 september 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 juni 2022 (pro forma) en 1 september 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Algera en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.P.A. Vos naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 1 september 2022 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 februari 2022 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een pinpas en/of pincode, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
- aan de voordeur van [slachtoffer 1] is gekomen en/of
- ( vervolgens) tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Rustig blijven meneer, ik wil uw pinpas en pincode" (althans woorden van gelijke strekking) en/of
- ( vervolgens) tegen de voordeur van [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) (met luide stem) tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik pak mijn pistool. U moet rustig blijven anders pak ik mijn pistool." (althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 18 maart 2022 te Zoetermeer als bestuurder van een voertuig (een personenauto met [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Van der Hagenstraat en/of het Schepenveld en/of de Van Aalstlaan en/of de Johanna van Cuilenburgstraat en/of de De Meelaan en/of de Gaardedreef en/of de Parkdreef, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- te rijden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden) toegestaan of verantwoord was, en/of
- de Van der Hagenstraat en/of het Schepenveld in/op te rijden zonder een teken te geven met zijn richtingaanwijzer, en/of
- een rotonde te verlaten zonder een teken te geven met zijn richtingaanwijzer, en/of
- geen gevolg te gegeven aan een of meerdere stoptekens van de politie, en/of
- aan een of meerdere voertuigen geen voorrang te verlenen, althans een of
meerdere voertuigen niet voor laten gaan en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af te remmen, en/of
- ( met hoge snelheid) over een grasstrook te rijden, en/of
- ( vervolgens) met een hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden) toegestaan of verantwoord was over een grasstrook het terrein van een tankstation op te rijden door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2022 te Zoetermeer als bestuurder van een voertuig (een personenauto met [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Van der Hagenstraat en/of het Schepenveld en/of de Van Aalstlaan en/of de Johanna van Cuilenburgstraat en/of de De Meelaan en/of de Gaardedreef en/of de Parkdreef,
- te rijden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende
omstandigheden) toegestaan of verantwoord was, en/of
- de Van der Hagenstraat en/of het Schepenveld in/op te rijden zonder een teken te geven met zijn richtingaanwijzer, en/of
- een rotonde te verlaten zonder een teken te geven met zijn richtingaanwijzer, en/of
- geen gevolg te gegeven aan een of meerdere stoptekens van de politie, en/of
- aan een of meerdere voertuigen geen voorrang te verlenen, althans een of meerdere voertuigen niet voor laten gaan en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af te remmen, en/of
- ( met hoge snelheid) over een grasstrook te rijden, en/of
- ( vervolgens) met een hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden) toegestaan of verantwoord was over een grasstrook het terrein van een tankstation op te rijden door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
4
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Zoetermeer [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik kan bellen ga ik een bounty op je zetten" en/of "Vanavond ga je verdwijnen, daar ga ik voor zorgen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te Zoetermeer en/of Den Haag [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte tegen complexbeveiligers [naam 1] en/of [naam 2] verklaard: "Ik ga vanavond nog bellen naar iemand die jouw collega van transport gaat op zoeken en hem zal pakken, mocht dit niet lukken dan krijgt hij een kogel. Ik weet waar hij sport, ik weet waar hij voetbalt en ik weet waar hij woont," althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke bedreigingen via [naam 1] , Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de Eenheid Den Haag, ter kennis van genoemde [slachtoffer 3] zijn gekomen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 3 primair en 5 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 en 4 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke verweren zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat het onder 3 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De rechtsbank spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 3 primair ten laste gelegde.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022040920, van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Zoetermeer, met bijlagen, doorgenummerd pagina 1 t/m 134 (hierna dossier 1) en het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022078892, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer – Leidschendam / Voorburg, basisteam Zoetermeer, met bijlagen, doorgenummerd pagina 1 t/m 68 (hierna dossier 2).
Ten aanzien van feit 1:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 september 2022, voor zover inhoudende:
Ik heb op 10 februari 2022 bij een woning in Zoetermeer aangebeld. Een man deed open. Ik heb gevraagd om zijn pinpas en zijn pincode. Ik verhief hierbij mijn stem. Ik zei het op een agressieve manier. Daarnaast had ik mijn gezicht bedekt met een sjaal en een muts. Toen de man zijn pinpas niet afstond, ben ik weggegaan.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 10 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 39 van dossier 1):
Op 10 februari 2022 uur was ik thuis. We wonen in Zoetermeer. Er werd bij ons aangebeld. Ik zag dat dezelfde man, die net al een paar keer langs mijn voordeur was
gelopen, voor mijn deur stond. Ik opende mijn voordeur. Hij zei het volgende tegen mij: "Rustig blijven meneer, ik wil uw pinpas en pincode.". Deze woorden herhaalde hij een paar keer. Op dat moment voelde ik dat de man tegen mijn voordeur begon te duwen. De man bleef voor mijn deur staan en riep met luide stem tegen mij: “Ik pak mijn pistool. U moet rustig blijven. U moet rustig blijven anders pak ik mijn pistool.” Ik bleef naar mijn vrouw roepen: "Bel de politie." Misschien schrok de man hiervan want hij stopte. Ik zag dat hij weg liep richting de centrale hal.
Ten aanzien van feit 2:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 september 2022, voor zover inhoudende:
Ik heb op 17 maart 2022 een televisie kapot gemaakt in het huis van mijn moeder in Zoetermeer.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 17 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 16 van dossier 2):
Ik zag dat [verdachte] naar de televisie, die in de woonkamer stond, liep. Ik zag dat [verdachte] de televisie pakte, omhoog tilde en vervolgens de televisie op de
grond gooide. Ik zag dat de televisie ten gevolge van de gooi in stukken op de grond lag.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 september 2022, voor zover inhoudende:
Ik reed op 18 maart 2022 in een auto met het [kenteken] in Zoetermeer. Ik vluchtte voor de politie. Ik heb een stopteken genegeerd. Ik sloeg af zonder richting aan te geven. Ik gaf geen voorrang aan andere auto’s. Ik ben over een grasstrook gereden. Ik reed te hard. Het was geen gepaste snelheid voor waar ik reed. Ik heb anderen in gevaar gebracht door mijn rijgedrag.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 31 van dossier 2):
Op 18 maart 2022 zag ik een Fiat Punto voorzien van [kenteken] mij tegemoet rijden. Dit voertuig viel mij op door zijn snelheid en het afslaan zonder gebruik te maken van de richtingaanwijzer. Ik zag dat het voertuig bij de rotonde de rotonde rond nam en hierbij wederom geen richting aangaf. Hierop gaf collega Bakker, het voertuig een stopteken middels de rode stoptransparant met daarop de tekst: "STOP POLITIE." Ik zag dat het voertuig door bleef rijden. Ik zag direct nadat het voertuig de
rotonde verliet zonder richting aan te geven, andere collega's in een opvallend dienstvoertuig het voertuig tegemoet reden. Ik zag dat ook zij hun rode stoptransparant met daarop de tekst: "STOP POLITIE" aanhadden. Ik zag dat de verdachte ook
hun stopteken negeerde. Ik zag namelijk dat dat het voertuig rechts de trottoirband
opreed en over een groenstrook reed op de Van Aalstlaan. Ik zag dat het voertuig
linksaf sloeg zonder richting aan te geven, in de richting van de Johanna van
Cuilenburgstraat. Ik zag dat het voertuig geen voorrang verleende aan het voor hem
tegemoetkomend verkeer. Ik zag namelijk dat het tegemoetkomend verkeer moest remmen om een aanrijding te voorkomen. Ik zag dat het voertuig met een aanzienlijke hoge snelheid reed op de Johanna van Cuilenburgstraat. Ik zag vervolgens dat het voertuig vervolgens rechtsaf sloeg in de richting van de Van Aalstlaan. Ik zag dat dit wederom was zonder richting aan te geven. Ik zag dat het voertuig rechtdoor reed, over het gras in de richting van tankstation Avia, gevestigd op de Van Aalstlaan 10 te Zoetermeer.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 37 en 38 van dossier 2):
Ik zag dat een Fiat Punto, voorzien van het [kenteken] , vanaf de Gaardedreef de Dadelgaarde opreed. Dit betrof een weg binnen de bebouwde kom. Wat mij opviel was dat deze Fiat met een aanzienlijk hoge snelheid de bocht doorkwam. Ik zag dat de Fiat Punto op de rotonde met de Edisonstraat rechtsaf sloeg zonder dat de richtingaanwijzer gebruikt werd. Ik zag dat de Fiat Punto bij de volgende rotonde wederom rechtsaf sloeg zonder dat de richtingaanwijzer gebruikt werd. Ik zag dat de Fiat Punto bij de volgende rotonde Edisonstraat / Van der Hagenstraat rechtsaf sloeg en dat de richtingaanwijzer niet gebruikt werd. Ik zag dat de Fiat Punto de rotonde volledig rond reed en vervolgens de rotonde verliet zonder dat de richtingaanwijzer werd gebruikt. Ik heb het stopteken gevoerd middels een verlicht politietransparant aan de voorzijde van ons dienstvoertuig. Ik zag dat de Fiat Punto de Van Aalstlaan opreed. Ik zag dat de snelheid flink vermeerderd werd en dat de bestuurder van de Fiat Punto niet aan het stopteken voldeed. Ik zag dat de Fiat Punto bij de volgende rotonde Van der Hagenstraat / Van Aalstlaan de rotonde opreed zonder voorrang te verlenen aan het overig verkeer dat al op de rotonde reed. Ik zag namelijk dat een personenauto moest remmen om een aanrijding met de Fiat Punto te voorkomen. Ik zag dat deze personenauto op de rotonde tot stilstand kwam. Ik zag dat de Fiat Punto rechtsaf sloeg zonder dat de richtingaanwijzer werd gebruikt. Ik zag dat de Fiat Punto zijn weg vervolgde op de Van Aalstlaan. Ik zag dat de Fiat Punto zijn snelheid wederom vermeerderde en niet tot stilstand kwam. Ik zag dat de Fiat Punto de volgende rotonde opreed en linksaf sloeg. Ik zag dat bij het verlaten van de rotonde er geen gebruik werd gemaakt van een richtingaanwijzer. Ik zag dat de Fiat Punto via een naastgelegen grasstrook het opvallend politievoertuig voor hem ontweek en de weg weer opreed. Ik zag dat de Fiat Punto linksaf sloeg zonder gebruik te maken van een richtingaanwijzer. Ik zag dat een tegenliggende personenauto genoodzaakt was om te remmen om een aanrijding met de Fiat Punto te voorkomen. Ik zag dat de Fiat Punto geen voorrang verleende aan het tegemoetkomend verkeer. Ik zag dat de Fiat Punto vervolgens het Schepenveld opreed en rechtsaf sloeg zonder gebruik te maken van een richtingaanwijzer. Ik zag dat de Fiat Punto zijn weg vervolgde op de Johanna van Cuilenburgstraat. Ik heb niet gezien hoe snel we precies reden volgens ons boordsnelheidsmeter, maar ik zag dat de Fiat Punto dusdanig snel reed dat als er een weggebruiker plots zou oversteken, de Fiat Punto nooit op tijd tot stilstand kon komen om een aanrijding te voorkomen. Een schatting van de snelheid was ongeveer 60 kilometer per uur waar 30 toegestaan was. Ik zag dat de Fiat Punto rechtsaf sloeg zonder gebruik te maken van een richtingaanwijzer en terugreed richting de Van Aalstlaan. Ik zag dat de Fiat Punto door het drukke wegverkeer aan beide kanten zichzelf klem reed. Ik zag dat de Fiat Punto geen voorrang verleende aan het voor hem van links en rechts komende verkeer. Ik zag dat de personenauto's van links en rechts komend genoodzaakt waren om te remmen om een aanrijding met de Fiat Punto te voorkomen. Ik zag dat de Fiat Punto hiermee voorrang afdwong bij de overige weggebruikers en rechtdoor reed over de trottoirband en een naastgelegen grasstrook opreed. Ik zag dat aangrenzend een tankstation gevestigd was. Ik zag dat de Fiat Punto het terrein van het tankstation met hoge snelheid opreed via de grasstrook.
Ten aanzien van feit 4:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 september 2022, voor zover inhoudende:
Ik heb op 19 maart 2022 boze uitlatingen gedaan tegen een agent van het transport. Ik heb geroepen dat er iets met hem zou gebeuren.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt op 19 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 22 en 23 van dossier 2):
Op 19 maart 2022 uur was ik aan het bureau van politie te Zoetermeer. Nadat [verdachte] in het arrestanten compartiment van de arrestantenbus was geplaatst ben ik samen met mijn collega voorin ingestapt. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij mij op ging zoeken op het moment dat hij weer vrij zou zijn.
Dat als hij een moment kreeg om te bellen hij een bounty op mij zou zetten. Ik schrok hier enorm en voelde mij hierdoor bedreigd.
Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij mij kende van de sportschool en wist waar ik voetbalde. Dat ik keeper ben bij [club] . Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij wist dat ik motor reed en dat hij wist waar ik mijn motor parkeerde als ik naar de sportschool ging. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik een grote fout had gemaakt door iemand uit mijn eigen stad te pakken. De uitspraken die hij heeft gedaan, die kloppen ook. Met deze uitspraken ga ik er dan ook van uit dat hij wel weet wie ik ben. Ik ben hierdoor dan ook geschrokken en de bedreigingen die hij heeft geuit beangstigen mij.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 45 van dossier 2):
Ik ontving per email een geluidsfragment gemaakt door de aangever waarop een van de bedreigingen te horen zou zijn. Ik beluisterde het fragment. Ik heb hetgeen ik hoorde hieronder letterlijk weergegeven:
Verdachte: Vanavond ga je verdwijnen. Ik ga daar voor zorgen.
Ten aanzien van feit 5:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 september 2022, voor zover inhoudende:
Op 21 maart 2022 heb ik iets geroepen naar de complexbeveiliger van de rechtbank in Den Haag, over de agent van het transport. Ik zei dat er iets met hem zou gebeuren.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt op 28 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 56 van dossier 2):
Op 21 maart 2022 was ik aan het werk. Ik werd gebeld door mijn collega [naam 2] . Hij vertelde mij dat hij die dag dienst had gehad op het Paleis van Justitie en aldaar aanwezig was geweest bij een zitting. Hier was de verdachte [verdachte] verschenen voor de rechter. Ik hoorde van hem dat hij de verdachte na de zitting terug bracht naar het cellencomplex. Hij had de verdachte horen zeggen dat hij iemand ging bellen om de collega van transport een kogel te geven. Omdat [naam 2] op de hoogte was dat [verdachte] mij eerder had bedreigd stelde hij mij daarom daarvan in kennis. Hij wist dat de bedreiging van de verdachte op mij gericht was. Ik schrok van wat ik hoorde. Vooral omdat de verdachte het kennelijk nog steeds op mij had gemunt. Ik voelde me ernstig bedreigd. De verdachte is in dezelfde omgeving woonachtig als ik. Ik weet dat hij op dit moment gedetineerd zit maar ik maak me ernstig zorgen over het moment dat hij weer vrij komt. Ik ben bang dat hij zijn verbale bedreiging omzet in daden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 60 van dossier 2):
Ik verbalisant, en mijn collega [naam 1] , hebben betrokkene [verdachte] de zaal uit geleid
en hem begeleid naar zijn cel. Tijdens de wandeling naar zijn cel, hoorde ik de betrokkene [verdachte] zeggen, "ik ga vanavond nog bellen naar iemand die jouw collega van transport gaat op zoeken en hem zal pakken, mocht dit niet lukken dan krijgt hij een kogel. Ik weet waar hij sport, ik weet waar hij voetbalt en ik weet waar hij woont, of woorden van gelijke strekking".
3.5.
Bewijsoverwegingen
Feit 1: poging afpersing
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte heeft gedreigd om een pistool te pakken en dat hij tegen de voordeur heeft geduwd.
De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar. Hij heeft verklaard dat de verdachte tegen de voordeur duwde en dat de verdachte zei dat hij een pistool zou pakken, als aangever niet rustig bleef. De rechtbank heeft geen reden om aan de aangifte te twijfelen, nu de verklaring van de aangever duidelijk en gedetailleerd is, in grote lijnen overeenkomt met de verklaring van de verdachte. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tegen de voordeur heeft geduwd en heeft gezegd dat hij een pistool zou pakken als de aangever niet rustig bleef.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Feit 5: bedreiging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen opzet had op het bedreigen van [slachtoffer 3] .
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsvrouw aldus, dat de verdachte niet het opzet had dat zijn woorden [slachtoffer 3] zouden bereiken. Dat verweer faalt.
De verdachte heeft in het bijzijn van professionele beveiligers een ernstige bedreiging geuit (‘een kogel krijgt’) die – zoals de verdachte heeft beaamd – duidelijk gericht was tot [slachtoffer 3] . Daarbij komt dat de verdachte, door te spreken van ‘jouw collega van transport’, kennelijk veronderstelde dat de complexbeveiligers wisten of zouden kunnen weten over wie het ging.
De rechtbank is van oordeel dat er een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer 3] op de hoogte zou worden gesteld van dit dreigement. Beveiligers plegen immers – gelet op hun professionele verantwoordelijkheden – dit soort ernstige en tot de persoon gerichte bewoordingen door te geven aan de collega die het betreft..
Op grond van de omstandigheid dat de gebruikte teksten zozeer zijn toegespitst op [slachtoffer 3] is de rechtbank voorts van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 3] van het dreigement op de hoogte zou raken ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat deze bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde, [slachtoffer 3] , in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte ook daarop was gericht.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 10 februari 2022 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een pinpas en pincode, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden
- aan de voordeur van [slachtoffer 1] is gekomen en
- ( vervolgens) tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Rustig blijven meneer, ik wil uw pinpas en pincode" en
- ( vervolgens) tegen de voordeur van [slachtoffer 1] heeft geduwd en
- ( vervolgens) met luide stem tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik pak mijn pistool. U moet rustig blijven anders pak ik mijn pistool.", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 17 maart 2022 te Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, die aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft vernield;
3
hij op 18 maart 2022 te Zoetermeer als bestuurder van een voertuig (een personenauto met [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Van der Hagenstraat en het Schepenveld en de Van Aalstlaan en de Johanna van Cuilenburgstraat en de Gaardedreef,
-
heeft geredenmet een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende
omstandigheden) toegestaan of verantwoord was, en
- de Van der Hagenstraat en het Schepenveld
is ingeredenzonder een teken te geven met zijn richtingaanwijzer, en
- een rotonde
heeftverlaten zonder een teken te geven met zijn richtingaanwijzer, en
- geen gevolg
heeftgegeven aan meerdere stoptekens van de politie, en
- aan meerdere voertuigen geen voorrang
heeft verleend, en niet, niet tijdig of voldoende,
heeft afgeremd, en
- ( met hoge snelheid) over een grasstrook
heeft gereden, en
- ( vervolgens) met een hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden) toegestaan of verantwoord was over een grasstrook het terrein van een tankstation
is opgereden
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
4
hij op 19 maart 2022 te Zoetermeer [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik kan bellen ga ik een bounty op je zetten" en "Vanavond ga je verdwijnen, daar ga ik voor zorgen";
5
hij op 21 maart 2022 te Den Haag [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte tegen complexbeveiligers [naam 1] en [naam 2] verklaard: "Ik ga vanavond nog bellen naar iemand die jouw collega van transport gaat
opzoekenen hem zal pakken, mocht dit niet lukken dan krijgt hij een kogel. Ik weet waar hij sport, ik weet waar hij voetbalt en ik weet waar hij woont,", welke bedreigingen ter kennis van genoemde [slachtoffer 3] zijn gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de feiten 1, 2, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling met kortdurende klinische opname, contactverbod, locatieverbod, locatiegebod (met elektronische monitoring), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan schuldhulpverlening. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte voor feit 3 subsidiair wordt veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds inbeslaggenomen is. De officier van justitie heeft gevorderd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke straf en bijzondere voorwaarden hieraan verbonden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. De verdachte heeft aangebeld bij een man op leeftijd, en heeft vervolgens geprobeerd om onder dreiging met geweld de man zijn pinpas en pincode te laten afstaan. Toen dit niet lukte, is de verdachte weggerend. Door het handelen van de verdachte heeft de man zich erg bedreigd gevoeld en is hij erg geschrokken. Een woning is bij uitstek een plek waar bewoners zich veilig horen te voelen. Daarnaast kan een dergelijk misdrijf gevoelens van onrust in de samenleving teweegbrengen en versterkt het gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich daar geen rekenschap van heeft gegeven en enkel eigen financieel gewin voor ogen heeft gehad.
Daarnaast heeft de verdachte tijdens zijn schorsing de televisie van zijn moeder vernield. Dit is een vervelend feit, dat zorgt voor financiële schade voor zijn moeder.
Toen de politie de verdachte wilde aanhouden, is hij voor hen op de vlucht geslagen. Hij heeft gevaarlijk rijgedrag vertoond, waarbij hij geen richting aangaf, te snel reed, geen gevolg gaf aan stoptekens, geen voorrang verleende en over een grasstrook reed. De verdachte heeft voor de overige verkeersdeelnemers hinder en gevaar veroorzaakt.
Tot slot heeft de verdachte tweemaal een politieagent bedreigd. Dergelijk gedrag getuigt van gebrek aan respect voor de betrokken politieambtenaren en het door hen vertegenwoordigde gezag. Dergelijke bedreigingen hebben niet enkel veel impact op de betrokken politieambtenaren, maar kunnen ook bijdragen aan afbreuk van het gezag van politieambtenaren in zijn algemeen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 mei 2022. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij de afgelopen twee jaar is veroordeeld voor het beledigen van een ambtenaar, wederspannigheid en overtredingen van de Wegenverkeerswet.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport, opgemaakt door drs. B. Kazemi, psychiater in opleiding, en dr. S.J. Roza, psychiater, op 27 mei 2022 en drs. A. M.T. Spies, GZ-psycholoog, op 13 mei 2022. De deskundigen zijn van oordeel dat bij de verdachte sprake kan zijn van een bipolaire stoornis, dan wel een persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is mogelijk sprake van zwakbegaafdheid. De deskundigen zijn van oordeel dat nadere diagnostiek hierover nodig is. De psychiater heeft geadviseerd om de strafbare feiten in (licht) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Volgens de psychiater is de kans op recidive matig tot hoog. De psycholoog schat het recidiverisico in als verhoogd. Beide deskundigen adviseren een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Zij zijn beide van mening dat een kortdurende klinische opname overwogen kan worden, om de diagnostiek helder te krijgen.
Nu de conclusies en adviezen van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, maakt de rechtbank die conclusies tot de hare en legt de rechtbank die conclusies en adviezen mede aan haar oordeel over de toerekeningsvatbaarheid en straftoemeting ten grondslag.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 13 juli 2022, waaruit volgt dat sprake is van problematiek en van een gemiddeld tot hoog recidiverisico. In het voortgangsverslag van 31 augustus 2022 van de reclassering wordt het risico op recidive ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan de volgende bijzondere voorwaarden gekoppeld: een meldplicht, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, locatieverbod (met elektronische controle), locatiegebod (met elektronische controle) en meewerken aan schuldhulpverlening.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen kan ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5 niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank heeft hierbij vooral gekeken naar de oriëntatiepunten voor een straatroof, omdat dit het meest vergelijkbaar is met de handelingen van de verdachte. Voor een straatroof met enkel verbale bedreiging noemen de oriëntatiepunten als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De rechtbank acht in dit geval strafverzwarend dat de verdachte heeft geprobeerd een oudere, kwetsbare man af te persen en dat het feit plaatsvond bij de woning van de man. Strafverminderend weegt mee dat het niet gaat om een voltooide handeling; het is bij een poging gebleven.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan vernieling, en tweemaal aan bedreiging van een politieambtenaar. Ook deze misdrijven moeten in de straf worden verdisconteerd.
Alles afwegende, en mede gelet op de kwetsbare persoonlijkheid van de verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 133 dagen voorwaardelijk, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden met uitzondering van de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname. De bijzondere voorwaarden worden opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. De proeftijd is drie jaar.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Ook bij de bewezen verklaarde feiten is van een dergelijke schending geen sprake. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet aan de voorwaarden uit artikel 14e Sr is voldaan.
Voor feit 3 subsidiair, de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Ook voor de voorwaardelijke ontzegging geldt een proeftijd van drie jaar.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 298,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft in de toelichting op zijn vordering verklaard dat hij meer op zijn omgeving let en alerter is op werk, en dat hij dit als onprettig ervaart. Naar het oordeel van de rechtbank is deze onderbouwing onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake is van een aantasting in zijn persoon als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, BW. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom afwijzen.
De rechtbank zal bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 45, 57, 62, 63, 285, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 5 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot afpersing;
ten aanzien van feit 2;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2, 4 en 5 tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (TWEEHONDERDZEVENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 133 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179, 2594 te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling stelt van de forensische poli van Fivoor, of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en verleent zijn medewerking aan de begeleiding vanuit het FACT-team;
- meewerkt aan de aanmelding voor een (beschermd) begeleide woonsetting of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien nodig en geïndiceerd. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] en dienst partner, en met de kinderen van zijn moeder [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt in het rode gebied rondom de Tigrisstroom en de Tiberstroom, zoals is aangegeven op de plattegrond die aan dit vonnis is gehecht, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering;
- gedurende de proeftijd op door de reclassering vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische
monitoring op dit locatiegebod. Het huidige [verblijfadres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen. De veroordeelde geeft inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts voor feit 3 subsidiair tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt, dat de tijd, dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest bij de uitvoering van de hem opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot drie maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] af;
bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij [slachtoffer 3] ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Pereth, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 september 2022.
Bijlage 1: locatieverbod