ECLI:NL:RBDHA:2022:9149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
NL21.15231
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Tanzaniaanse homoseksuele man en de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Tanzaniaanse man die vreesde voor vervolging vanwege zijn homoseksuele geaardheid. De eiser had op 1 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 3 september 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd had waarom de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig was. Eiser had verklaard dat hij in Tanzania te maken had gehad met geweld en bedreigingen vanwege zijn geaardheid, en dat hij niet terug kon keren naar zijn land van herkomst. De rechtbank vond dat de verklaringen van eiser over zijn relaties en de problemen die hij ondervond als gevolg van zijn geaardheid niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling door de Staatssecretaris. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen van de rechtbank. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.15231
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2022 in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. R.J. Portegies),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: C. Veenstra).

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 1 augustus 2019 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verder was ter zitting aanwezig, [begeleider] , als begeleider van eiser.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [1976] en heeft de Tanzaniaanse nationaliteit.
2. Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst, omdat hij vreest voor zijn familie, de samenleving, de geloofsgemeenschap en de autoriteiten, omdat zijn homoseksuele geaardheid niet wordt geaccepteerd. De volgende incidenten hebben plaatsgevonden. Toen de ouders van eiser in 1989 erachter kwamen dat hij seksuele handelingen wilde verrichten met een vriend, hebben zij hem geslagen en ceremonies uitgevoerd om hem van zijn gevoelens te bevrijden. Eiser is sindsdien niet meer normaal behandeld door zijn familie. In 1992 ging eiser naar een kostschool en kreeg hij een relatie met [A] . Door deze relatie zijn zij beiden van school gestuurd en heeft [A] uiteindelijk zelfmoord gepleegd. In 2010 werkte eiser in een mijn, waar hij [B] ontmoette en met hem een relatie kreeg. Toen hun collega's daarachter kwamen, zijn zij beiden in elkaar geslagen en met de dood bedreigd. In 2017 ging eiser naar de begrafenis van zijn vader. De broer van eiser heeft hem bedreigd en weggejaagd, omdat de familie hem beschuldigden van de dood van zijn vader.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Homoseksuele geaardheid;
3. Problemen als gevolg van de homoseksuele geaardheid.
Verweerder acht element 1 geloofwaardig. De elementen 2 en 3 worden niet geloofwaardig geacht. Ten aanzien van de gestelde homoseksuele geaardheid heeft eiser ongerijmde verklaringen afgelegd over de periode waarin hij ontdekte dat hij homoseksueel was.
Daarnaast heeft eiser onvoldoende inzicht gegeven in de manier waarop de ontdekking van zijn homoseksuele gevoelens is verlopen en wanneer hij zijn geaardheid heeft geaccepteerd. Hierdoor heeft eiser zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk gemaakt. Ten aanzien van zijn relatie met [A] heeft eiser wisselend verklaard over wanneer de relatie is begonnen en heeft hij summier en oppervlakkig verklaard over de liefdesrelatie tussen hun. Hierdoor heeft eiser onvoldoende inzicht gegeven in zijn liefdesgevoelens voor [A] .
Verwacht mag worden dat eiser meer inzicht kan geven in zijn relatie met [A] , aangezien eiser heeft aangegeven dat deze relatie het meest belangrijk voor hem was. Verder heeft eiser weinig inzicht gegeven in de aard van zijn relatie met [B] en hoe zij toenadering tot elkaar hebben gezocht. Beide relaties worden daarom niet geloofwaardig geacht. Ten aanzien van de activiteiten van eiser in Nederland heeft hij summier verklaard over wat het contact met het COC persoonlijk voor hem heeft betekend. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijke verklaringen afgelegd over zijn online onderzoek naar LHBTI(-organisaties) in Tanzania. Verder worden de verklaringen van eiser over zijn problemen als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk geacht. Eiser heeft verklaard dat het incident met [B] op werk het grootste en zwaarste incident is geweest, echter heeft eiser met zijn verklaringen niet duidelijk gemaakt wat er precies is gebeurd. Daarnaast heeft eiser wisselend verklaard over de overlijdensdatum van zijn vader en over het incident op de begrafenis van zijn vader, nu niet uit de verklaringen van eiser blijkt dat zijn toenmalige vriend, [C] , ook aanwezig was. Dit komt niet overeen met hetgeen door eiser is verklaard in het nadere gehoor van 18 november 2020. Het asielrelaas van eiser wordt niet geloofwaardig geacht en de aanvraag van eiser is daarom afgewezen als ongegrond.
Homoseksuele geaardheid
4. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de leeftijd en periode waarin hij ontdekte dat hij homoseksueel was. Eiser heeft duidelijk verklaard dat hij op zijn dertiende jaar belangstelling had voor jongens, maar dit niet kon duiden, omdat hij nog jong was. In 1989 realiseerde eiser zich dat hij homoseksueel was. Daarnaast heeft verweerder ondeugdelijk gemotiveerd dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven op welke manier zijn ontdekking
is verlopen en concludeert verweerder ten onrechte dat eiser zijn relaties met [A] en [B] niet aannemelijk heeft gemaakt. Verder heeft eiser voldoende verklaard over zijn contacten in Nederland met de LHBTI-gemeenschap en heeft hij consistent verklaard over de situatie van homoseksuelen in Tanzania.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich met de gebezigde motivering ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig is. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eiser ongerijmd heeft verklaard over de ontdekking en acceptatie van zijn homoseksuele geaardheid. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij dertien was toen hij zich realiseerde dat hij gevoelens had voor jongens. Eiser merkte op jongere leeftijd al dat hij meer naar jongens trok, maar
kon deze gevoelens vanwege zijn leeftijd niet goed duiden. Verder blijkt uit de verklaringen dat eiser in 1992, toen hij op een kostschool zat, hij zijn geaardheid accepteerde. Deze verklaringen acht de rechtbank eerder consistent dan tegenstrijdig. Ten aanzien van het proces van acceptatie en de persoonlijke problemen die dit met zich meebracht, heeft eiser verklaard dat hij na de ontdekking van zijn geaardheid zijn gevoelens voor zichzelf moest houden, omdat hij vreesde voor zijn familie en de gemeenschap. Dit deed hem pijn, omdat hij zijn gevoelens wilde uiten en van zijn leven wilde genieten, maar er met niemand over kon praten. Het voelde alsof hij in een gevangenis leefde en hij zichzelf daardoor niet kon ontplooien. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eiser weinig inzicht heeft verschaft in zijn proces van acceptatie, nu niet is gebleken dat verweerder deze verklaringen van eiser in zijn beoordeling heeft betrokken en daarnaast niet duidelijk is wat verweerder van een toen veertienjarige jongen verwacht te kunnen verklaren. Dit terwijl eiser desgevraagd als volwassene de gebeurtenissen waarin hij in zijn jeugd mee te maken kreeg, zoals de rituele handelingen, de afscherming van andere kinderen en de betekenis van [A] voor zijn eigen ontwikkeling, wel alsnog heeft geduid.
6. Verder kan de rechtbank verweerder niet volgen in het standpunt dat eiser ongerijmd heeft verklaard en weinig inzicht heeft gegeven over zijn relatie met [A] . Eiser heeft verklaard dat hij [A] op de kostschool heeft ontmoet en zij toen een relatie kregen. Verweerder acht het tegenstrijdig dat eiser in het nadere gehoor van 18 november 2020 heeft verklaard dat hij in 1994 een relatie met [A] kreeg. Uit de zienswijze van 23 juni 2021 volgt dat eiser bedoelde te zeggen dat hij in 1994 een relatie met [A] had en dat in dat jaar de school achter hun relatie is gekomen. De rechtbank ziet niet in waarom deze correctie niet als een aanvulling en persé als een tegenstrijdigheid moet worden gezien. Dit tegen de achtergrond dat eiser zelf reeds bij de jaartallen “plusminus” verklaard en dat bijvoorbeeld het jaartal 1998 is geschat (p. 10/28 rapport nadere gehoor). Tegenstrijdigheid op dit argument baseren houdt daarom geen stand. Verder acht verweerder het tegenstrijdig dat eiser heeft verklaard dat zijn eerste liefdesgevoelens voor [A] waren, maar vervolgens
ook heeft verklaard dat hij voor het eerst liefdesgevoelens had in 1989. Uit het rapport van het nadere gehoor kan echter niet worden afgeleid of eiser bedoelde dat hij in 1989 voor het eerst liefdesgevoelens kreeg of refereerde naar het moment dat hij voor het eerst homoseksuele gevoelens kreeg. Dat de verklaringen van eiser als tegenstrijdig worden aangemerkt, is onvoldoende en daarmee ondeugdelijk gemotiveerd. Verder blijkt uit de verklaringen van eiser niet dat hij enkel oppervlakkige en seksueel getinte verklaringen heeft afgelegd over zijn relatie met [A] . Eiser heeft immers ook verklaard dat er tussen hem en [A] een chemie was en hij gevoelens had die hij niet voor zijn vrienden voelde.
Eiser deelde veel met hem, vertrouwde hem, droomde over hem en voelde dat de liefde tussen hun oprecht was. De relatie met [A] was het meest belangrijk voor eiser, omdat hij zichzelf door [A] heeft ontdekt en zichzelf daardoor heeft geaccepteerd. Dat [A] zelfmoord heeft gepleegd nadat hun relatie werd ontdekt en zij van school werden gestuurd, maakt eiser nog steeds erg verdrietig. Dit zijn meer dan oppervlakkige en seksueel getinte verklaringen en niet is gebleken dat verweerder deze voldoende in zijn besluitvorming heeft betrokken.
7. Ten aanzien van de relatie met [B] volgt de rechtbank verweerder wel in zijn standpunt dat de verklaringen van eiser over de aard van hun relatie en de manier waarop hij toenadering heeft gezocht tot [B] vaag en summier zijn. Eiser heeft verklaard dat hij [B] heeft ontmoet toen zij beiden aan het werk waren bij de mijnen en zij toenadering tot elkaar konden zoeken omdat zij in dezelfde wereld zaten. Daarnaast hadden zij eerst een
liefdesrelatie, maar die was van korte duur, omdat [B] niet te vertrouwen was. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser met dergelijke algemene verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn relatie met [B] . Dit ondanks dat hem is gevraagd om gedetailleerd te verklaren. Eiser heeft echter wel verklaard hoe hij toenadering tot [B] heeft gezocht en meermalen ook verklaard dat het een korte relatie was die snel begon en snel eindigde. Zonder nadere motivering valt niet in te zien dat de verklaringen over de relatie met [B] naast oppervlakkig, ook tegenstrijdig zijn, zoals verweerder heeft overwogen. Dat een relatie die met (een kennelijk onjuiste) veronderstelling begint en wegens onbetrouwbaarheid snel eindigt, maakt de verklaringen hierover niet ongeloofwaardig. De conclusie dat deze verklaringen ongeloofwaardig zijn wegens de tegenstrijdigheid ervan, kan dan ook geen standhouden. Dit argument van verweerder is onvoldoende draagkrachtig als onderdeel om de relatie met [B] niet geloofwaardig te achten.
8. Over de relatie met [A] heeft verweerder dus een onvoldoende gemotiveerde conclusie getrokken en over de relatie met [B] heeft verweerder zich een niet volledig beeld gevormd. Verweerder heeft daarom ten onrechte overwogen dat zijn conclusies over die relaties bijdragen aan ongeloofwaardigheid van de geaardheid van eiser.
9. Ten aanzien van de relatie van eiser met [D] , heeft verweerder te weinig informatie om de relatie niet geloofwaardig te achten. Dit heeft verweerder ter zitting bevestigd en vormt daarom geen onderdeel van het besluit. De verklaringen die eiser over (de relatie met) [D] heeft afgelegd, blijven echter wel als onderbouwing van zijn asielrelaas gelden. De rechtbank gaat ervan uit dat ditzelfde geldt voor de relatie van eiser met [C] , aangezien verweerder in het besluit geen overweging heeft gewijd aan de geloofwaardigheid van die relatie.
10. Ten aanzien van de verklaringen van eiser over zijn activiteiten in Nederland, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt wat het contact met het COC voor hem persoonlijk betekent. Eiser heeft namelijk verklaard dat de informatie die hij van het COC gekregen indruk op hem heeft gemaakt, omdat – in tegenstelling tot Tanzania – homoseksuelen niet gediscrimineerd worden, gerespecteerd worden en zelfs bij de overheid aan werk kunnen komen. Dit is een weergave van wat de rechten van homoseksuelen in Nederland voor eiser persoonlijk betekent, aangezien eiser ook heeft verklaard dat hij door zijn geaardheid ontslagen is van zijn werk. Weliswaar zijn de verklaringen algemeen, maar niet is gebleken dat verweerder deze verklaringen voldoende in de context van eisers relaas heeft betrokken. Verder heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over zijn onderzoek naar LHBTI-organisaties in Tanzania afdoen aan de geloofwaardigheid van zijn geaardheid. Verweerder stelt zich immers op het standpunt dat eiser wel consistent heeft verklaard over de situatie van homoseksuelen in Tanzania en dat niet wordt verlangd dat eiser informatie opzoekt over LHBTI-organisaties in Tanzania. Dat eiser niet aannemelijke verklaringen heeft afgelegd, omdat er volgens hem op internet niets te vinden is over LHBTI-organisaties in Tanzania, is onvoldoende om afbreuk te doen aan de geloofwaardigheid van zijn geaardheid. De rechtbank merkt daarbij ook op dat het feit verweerder zich er ogenschijnlijk geen rekenschap van heeft gegeven dat, nu het verweerder lukt om informatie te vinden over organisaties in Tanzania, dit niet betekent dat dezelfde zoekresultaten tevoorschijn komen in Tanzania, aangezien homoseksualiteit daar strafbaar is.
Problemen als gevolg van homoseksuele geaardheid
11. Verder voert eiser aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser summier heeft verklaard over het incident met [B] . Het lag op weg van verweerder om daarover door te vragen tijdens het gehoor. Ten aanzien van het incident op de begrafenis van zijn vader, heeft verweerder ten onrechte de verklaringen van eiser als tegenstrijdig aangemerkt, nu hij niet heeft verklaard dat hij daar alleen was, dus zonder [C] .
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over het incident met [B] . Eiser heeft verklaard dat hij met [B] is gaan samenwonen en daarbij niet dacht aan de risico’s die dit met zich mee kon brengen, omdat de liefde hem blind maakte. Eiser heeft echter ook verklaard dat [B] al bekend stond als homoseksueel. Verweerder heeft het ongerijmd mogen vinden dat de volledige bewustwording van eiser over de risico’s die homoseksuelen in Tanzania lopen, was verdwenen toen hij heeft besloten om met [B] samen te wonen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat het op weg lag van verweerder om verder door te vragen over dit incident, nu eiser heeft verklaard dat dit het grootste en zwaarste incident is geweest en verweerder zich op het standpunt stelt dat van eiser meer details verwacht mochten worden over wat precies gebeurd is. Verweerder heeft weliswaar om meer inzicht gevraagd over dit incident (p. 22/28 rapport nadere gehoor) en eiser heeft de vragen beantwoord. Het was vervolgens niet aan eiser om te veronderstellen dat verweerder zijn antwoord te summier zou vinden. Het was aan verweerder om ten minste aan te geven dat men zijn antwoorden (te) summier vond, Dat is niet gebeurd. De rechtbank acht het besluit van verweerder is op dit punt onzorgvuldig voorbereid. Dat het incident in 2010 nog geen reden was om Tanzania te verlaten, betekent ook nog niet dat het daarom ongeloofwaardig is.
12. Verder heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat eiser ongerijmd heeft verklaard over het incident op de begrafenis van zijn vader. Eiser heeft in het eerste nadere gehoor verklaard dat hij samen met [C] op de begrafenis van zijn vader was. In het laatste nadere gehoor heeft eiser de naam van [C] niet genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om te spreken van een tegenstrijdigheid. Eiser verklaart in het laatste nadere gehoor immers (op de vragen wanneer
hijis bedreigd en waarom
hijheeft besloten om toch naar de begrafenis te gaan en vervolgens wat er precies is gebeurd op de begrafenis) over zichzelf. Dat is gezien de vraagstelling logisch. Hieruit kan niet worden afgeleid dat [C] niet op de begrafenis was. De verklaringen uit het eerste nadere gehoor dat eiser niet welkom was op de begrafenis omdat hij met zijn “vrouw” naar de begrafenis kwam, is hiermee niet tegenstrijdig, Ook anderszins zijn er geen inhoudelijke
tegenstellingen. Eiser is er ook niet mee geconfronteerd dat hij in het eerste nader gehoor over de aanwezigheid van (en het vervoer door) [C] heeft verteld. Het argument van verweerder houdt daarom geen stand. Het enkele argument dat eiser twee verschillende data heeft genoemd waarop zijn vader zou zijn overleden, namelijk 7 oktober 2017 en 27 oktober 2017, acht de rechtbank op zichzelf onvoldoende om het incident niet geloofwaardig te achten.
Conclusie
13. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus op grond van artikel 8:51a van de Awb toe te passen of zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan verweerder is om opnieuw een
geloofwaardigheidsbeoordeling te maken over het asielrelaas van eiser. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.519,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.