ECLI:NL:RBDHA:2022:9145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
09/797443-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], heeft de rechtbank Den Haag op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld gepleegd op 6 september 2016 te Zoetermeer. De officier van justitie, mr. D. Kortekaas, vorderde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van de verdachte, vanwege het lange tijdsverloop in deze zaak. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.C. Kerkhoven, heeft zich niet verzet tegen deze vordering.

De rechtbank heeft, na het horen van de partijen, geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, waardoor het recht op vervolging verloren is gegaan. De rechtbank heeft hierbij de belangen van de slachtoffers en de samenleving afgewogen tegen de belangen van de verdachte. De rechtbank concludeert dat het disproportioneel is om de verdachte verder te vervolgen, gezien het tijdsverloop en het feit dat de verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], behandeld. Deze vordering tot schadevergoeding van € 850,- werd afgewezen, omdat er aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, en de kosten van de verdediging werden begroot op nihil. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, met de voorzitter mr. M.J. Bouwman en de rechters mr. C.F. Mewe en mr. B. Martinez-Hammer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 09/797443-16
Datum uitspraak: 29 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1]

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van
29 augustus 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. D. Kortekaas en de advocaat van de verdachte is mr. E.C. Kerkhoven te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat
zij op 6 september 2016 te Zoetermeer openlijk, te weten in het [college] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van de verdachte gelet op het tijdsverloop dat zich in deze zaak heeft voorgedaan. De verdediging heeft zich niet verzet tegen deze vordering.
3.1
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de advocaat is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het tenlastegelegde feit. Er is een dusdanige overschrijding van de redelijke termijn dat het Openbaar Ministerie zijn recht op vervolging heeft verloren.
Niet-ontvankelijkverklaring Openbaar Ministerie
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat een overschrijding van de redelijke termijn in de regel tot strafvermindering leidt en niet tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft de volgende belangen en omstandigheden in de afweging meegenomen.
De rechtbank heeft enerzijds oog voor de belangen van de slachtoffers en de samenleving bij een effectieve vervolging, berechting en bestraffing van (ernstige) strafbare feiten en de mogelijkheid voor de in het strafproces gevoegde benadeelde partijen om eventueel geleden schade als gevolg van het strafbare feit te verhalen op verdachte. Anderzijds heeft de verdachte er belang bij niet langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging te moeten leven. De officier van justitie heeft ter zitting geen redelijke uitleg gegeven voor het forse tijdsverloop. De verdediging heeft gebruik gemaakt van haar recht tot het ondervragen van getuigen maar heeft verder geen aandeel gehad in de vertraging van het procesverloop. De zaak had dan ook veel eerder inhoudelijk kunnen worden behandeld. De verdachte is noch voorafgaand aan het feit, noch daarna, in aanraking gekomen met politie en justitie. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank het disproportioneel en daarmee onaanvaardbaar dat de verdachte verder wordt vervolgd. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de (verdere) vervolging van de verdachte.

4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 850,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging;
schadevergoeding
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Bouwman, rechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, rechter,
en mr. B. Martinez-Hammer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 29 augustus 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 6 september 2016 te Zoetermeer openlijk, te weten een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het [college] gelegen aan [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal:
- schoppen in de zij van die [slachtoffer 1] ,
- slaan in het gezicht van die [slachtoffer 1] ,
- aan de haren te trekken van die [slachtoffer 1] en/of daardoor die [slachtoffer 1] naar de grond te trekken,
- boven op die [slachtoffer 1] te zitten,
- krabben van die [slachtoffer 1] ,
- duwen van die [slachtoffer 1] ,
- zich opdringen bij die [slachtoffer 1] door met de vinger in het gezicht van die [slachtoffer 1] te wijzen en/of
- aan de haren te trekken van die [slachtoffer 2] en/of daardoor die [slachtoffer 2] naar de grond te trekken.