ECLI:NL:RBDHA:2022:9144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
09-250693-20 - 09-164116-21 - 09-126756-21 - 09-207977-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, mishandelingen, openlijke geweldpleging en vernielingen door een minderjarige verdachte

Op 29 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing, mishandeling, openlijke geweldpleging en vernielingen. De verdachte is in deze zaken veroordeeld voor de feiten die zich hebben voorgedaan tussen 2020 en 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 juni 2020 in Leiden heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen, en op 24 mei 2020 [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij op 5 oktober 2020 samen met anderen geweld gepleegd tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Op 21 juni 2021 heeft hij openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 5] en op 14 februari 2021 een ruit van [bedrijf] vernield. Op 16 augustus 2022 heeft hij een politieambtenaar, [slachtoffer 6], mishandeld en twee ruiten van het politiebureau vernield. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 111 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-250693-20, 09-164116-21, 09-126756-21 en 09-207977-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering TUL VV: 09-246626-18
Datum uitspraak: 29 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres]

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaken tegen de verdachte zijn inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van
29 augustus 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. B. Looijestijn en de advocaat van de verdachte is mr. P.L.G. Rens te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat:
09-250693-20
1.
hij op 19 juni 2020 te Leiden geprobeerd heeft [slachtoffer 1] af te persen (
primair), dan wel dat hij door middel van geweld geprobeerd heeft [slachtoffer 1] te beroven (
subsidiair);
2.
hij op 24 mei 2020 te Leiden [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
3.
hij op 5 oktober 2020 te Leiden samen met anderen door middel van geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft beroofd (
primair), dan wel dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (
subsidiair), dan wel dat hij [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld (
meer subsidiair);
09-164116-21
hij op 21 juni 2021 te Leidschendam openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] ;
09-126756-21
hij op 14 februari 2021 te Leidschendam een ruit toebehorende aan [bedrijf] heeft vernield/beschadigd/onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
09-207977-22
1.
hij op 16 augustus 2022 te Leiden een politieambtenaar, te weten [slachtoffer 6] , gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld;
2.
hij op 16 augustus 2022 te Leiden twee ruiten van politiebureau Langegracht 11 heeft vernield.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 1 (primair) en 2 met het parketnummer 09-250693-20, het feit met het parketnummer 09-126756-21 en feit 2 met het parketnummer 09-207977-22
De tenlastegelegde feiten kunnen zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De verdachte heeft deze feiten bekend en op zitting is door de verdediging geen vrijspraak bepleit.
3.2
Bewijswaardering 09-250693-20 feit 3
3.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het aan de verdachte primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft met een ander geweld toegepast en daarbij het petje van de [slachtoffer 3] afgepakt. De verdachte wilde het petje ook niet teruggeven, waardoor de diefstal met geweld bewezen kan worden. Dat de verdachte uit noodweer zou hebben gehandeld, acht de officier van justitie niet aannemelijk. De verdachte heeft disproportioneel gehandeld door de aangever drie keer in zijn gezicht te slaan waardoor de aangever buiten bewustzijn is geraakt.
3.2.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit met een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces. De verdachte werd door de [slachtoffer 3] aangevallen waarna de verdachte heeft teruggeslagen. Het klopt dat de verdachte het petje van de [slachtoffer 3] had afgepakt, maar dat was ter verzekering totdat de politie ter plaatse zou komen. De verdachte heeft nooit het opzet gehad om zich het petje toe te eigenen.
3.2.3
Beoordeling
3.2.3.1 Primair ten laste gelegde diefstal met geweld
Primair is ten laste gelegd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de [slachtoffer 3] driemaal in zijn gezicht heeft geslagen en dat hij daarna zijn pet, dat op de grond lag, heeft gepakt. Dat laatste heeft de verdachte naar eigen zeggen gedaan zodat de aangever niet zou vertrekken, omdat de aangever de jas van de verdachte kapot had gemaakt. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk, mede omdat de verdachte had kunnen vertrekken maar er bewust voor koos om ter plaatse te blijven. Gelet hierop is niet gebleken dat de verdachte het oogmerk had op het stelen van het petje. De rechtbank zal de verdachte daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
3.2.3.2 Subsidiair ten laste gelegde openlijk geweld
Vervolgens is de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde openlijk in vereniging geweld plegen tegen de [slachtoffer 3] en de [slachtoffer 4] . Ook dit feit kan de rechtbank op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewijzen. De verdachte heeft weliswaar tegen beide aangevers geweldshandelingen gepleegd, maar niet kan worden vastgesteld dat dit geweld in vereniging is gepleegd. De verdachte en de [medeverdachte 1] hebben ieder geweldshandelingen gepleegd tegen de [slachtoffer 3] , maar van een samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte is onvoldoende gebleken. Daar komt nog bij dat alleen de verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd richting aangever Prochazka en niet is gebleken dat [medeverdachte 1] hieraan een significante bijdrage heeft geleverd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de bewuste en nauwe samenwerking met de [medeverdachte 1] ontbreekt en dat de verdachte van het subsidiair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
3.2.3.3 Meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte geweld heeft uitgeoefend tegen de [slachtoffer 3] . De raadsman heeft evenwel betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat er sprake was van noodweer, dan wel noodweerexces. Zo zou de [slachtoffer 3] de vechtpartij zijn gestart door de verdachte bij zijn jas te grijpen en hem te slaan. De verdachte zou hier zo van zijn geschrokken dat hij uit verdediging de [slachtoffer 3] heeft teruggeslagen.
De rechtbank stelt voorop dat onder mishandeling in de zin van artikel 300 Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. In het begrip ‘mishandeling’ ligt dus de wederrechtelijkheid van de gedraging besloten. Een rechtvaardigingsgrond kan zijn gelegen in noodweer.
Bij de beoordeling of aan de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt, heeft de rechtbank naast de aangifte de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, alsmede zijn verklaring bij de politie en de verklaring van de [medeverdachte 1] in aanmerking genomen. Hieruit valt over de aanleiding en start van de vechtpartij af te leiden dat er een woordenwisseling heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en [slachtoffer 3] , waarna de verdachte van zijn fiets is afgestapt en boos en scheldend op Ouwehand is afgelopen. Uit de verklaringen van de verdachte en de [medeverdachte 1] volgt dat de [slachtoffer 3] de verdachte vervolgens als eerste heeft vastgepakt en hem een klap heeft gegeven. De verdachte heeft [slachtoffer 3] vervolgens drie vuistslagen gegeven ten gevolge waarvan [slachtoffer 3] op de grond is gevallen. Daarna heeft de verdachte het geweld tegen [slachtoffer 3] voortgezet, waarbij hij op [slachtoffer 3] is gaan zitten en hem heeft geslagen en geschopt.
De rechtbank is op basis van de hiervoor geschetste feitelijke toedracht van oordeel dat de verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt nu niet aannemelijk is geworden dat de verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 3] . Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat de verdachte zelf de confrontatie heeft opgezocht door boos en scheldend op [slachtoffer 3] af te lopen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het niet [slachtoffer 3] maar de verdachte is geweest die de aanval is begonnen, waardoor van een noodweersituatie voor de verdachte geen sprake was. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte uitgeoefende geweld disproportioneel is geweest. De verdachte heeft de aangever een aantal keren met zijn vuist geslagen en dat moet met een behoorlijke kracht zijn gebeurd, nu de aangever ten gevolge van dit geweld op de grond is gevallen en zelfs het bewustzijn korte tijd is verloren. Ten slotte geldt ook nog dat de verdachte zich eenvoudig aan de confrontatie had kunnen onttrekken door weg te fietsen. Gelet op het voorgaande is van een noodweersituatie geen sprake geweest en is evenmin voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank beoordeelt de mishandeling als wederrechtelijk en zal het beroep op noodweer afwijzen. Het voorgaande brengt mee dat het beroep op noodweerexces ook niet kan slagen.
Ten aanzien van de mishandeling tegen de aangever Prochazka is geen (noodweer-)verweer gevoerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de [slachtoffer 3] en de [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
3.3
Bewijswaardering 09-164116-21
3.3.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het aan de verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De [slachtoffer 5] heeft de verdachte als één van de geweldplegers aangewezen.
3.3.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het ten laste gelegde feit bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft geen significante bijdrage gehad aan het geweld, reeds nu hij lichamelijk niet in staat was om de [slachtoffer 5] te schoppen. De verdachte had namelijk sinds een aantal maanden last van een onbehandelde gescheurde achillespees. De verdachte heeft enkel waargenomen wat er met de [slachtoffer 5] is gebeurd. Dat de medeverdachte bij de politie heeft verklaard dat het mogelijk is dat de verdachte betrokken is geweest bij het openlijk geweld acht de verdediging niet overtuigend.
3.3.3
Beoordeling
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat de verdachte ter plaatse was toen de [slachtoffer 5] door meerdere personen werd mishandeld. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij op een afstand toekeek wat er gebeurde. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. De aangever heeft namelijk verklaard dat de verdachte hem op de grond trapte tegen zijn buik, zijn elleboog, tegen zijn rug en tegen zijn hoofd. Ook verklaart de aangever dat de verdachte hem met de vuisten heeft geslagen. De verklaring van de aangever wordt ondersteund door de verklaring van de [medeverdachte 2] . Deze medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat het zou kunnen kloppen dat de verdachte de aangever heeft geschopt en geslagen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van de aangever en de medeverdachte. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij onder invloed was van drugs (hij zat naar eigen zeggen ‘te spacen’ en was ‘een beetje wappie’) en dat het daardoor allemaal in zijn beleving heel snel ging. Deze gemoedstoestand van de verdachte brengt mee dat de rechtbank minder waarde hecht aan zijn (ontkennende) verklaring. De stelling dat de verdachte lichamelijk helemaal niet in staat zou zijn geweest om een bijdrage te leveren aan het geweld vanwege zijn achillespees, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen de [slachtoffer 5] . De rechtbank acht om die reden wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
3.4
Bewijswaardering 09-207977-22 feit 1
3.4.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het aan de verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.4.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De [verbalisant 1] heeft de verdachte continu in zijn zicht gehad en hij heeft niet waargenomen dat de verdachte de [verbalisant 2] bij de keel heeft gegrepen. Hij heeft wel gezien dat de verdachte tegen [verbalisant 2] aanrende en dit komt ook overeen met de verklaring van de verdachte. Het tegen iemand aanlopen levert naar de mening van de verdediging geen mishandeling op.
3.4.3
Beoordeling
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [verbalisant 2] en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] waarin de verbalisanten het handelen van de verdachte richting de [verbalisant 2] hebben beschreven, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De verdachte heeft de [verbalisant 2] bij haar keel vastgegrepen en vervolgens druk op haar keel uitgeoefend.

4.De bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde met het parketnummer 09-250693-20, het ten laste gelegde met het parketnummer 09-164116-21 en het onder 1 ten laste gelegde met het parketnummer 09-207977-22 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde met het parketnummer 09-250693-20, het ten laste gelegde met het parketnummer 09-126756-21 en het onder 2 ten laste gelegde met het parketnummer 09-207977-22 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
09-250693-20
1
hij op 19 juni 2020 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een Iphone en Airpods,
dietoebehoorde
naan die [slachtoffer 1] ,
doordat hij
- die [slachtoffer 1] bij de kleding heeft vastgepakt en aan die kleding heeft getrokken en
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd en
- die [slachtoffer 1] heeft geschopt en
- die [slachtoffer 1] op dreigende toon heeft gezegd dat hij zijn Iphone en Airpods aan hem moest afgeven want anders zou hij het zelf pakken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 24 mei 2020 te Leiden [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het gezicht te slaan, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val is gekomen;
3
meer subsidiair:
hij op 5 oktober 2020 te Leiden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] meermalen tegen het gezicht te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen en
- op die op de grond liggende [slachtoffer 3] te gaan zitten en
- tegen die op de grond liggende [slachtoffer 3] te slaan en schoppen en
- die [slachtoffer 4] tegen het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer 4] bij de benen vast te pakken en daarbij ten val te brengen;
09-164116-21
hij op 21 juni 2021, te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, openlijk, te weten op of aan de openbare weg de Prins Frederiklaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] , welk geweld bestond uit het
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "ik maak je dood. Ik ga je doodsteken” en
- insluiten van die [slachtoffer 5] en
- vastpakken van die [slachtoffer 5] en
- trekken aan die [slachtoffer 5] en
- tackelen en tot vallen brengen van die [slachtoffer 5] en
- meermalen slaan tegen het lichaam en hoofd van die [slachtoffer 5] en
- meermalen trappen naar en tegen die [slachtoffer 5] ;
09-126756-21
hij op of omstreeks 14 februari 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, dat aan [bedrijf] toebehoorde heeft
vernield;
09-207977-22
1
hij op 16 augustus 2022 te Leiden, een politieambtenaar, werkzaam bij de eenheid Den Haag, te weten mevrouw [slachtoffer 6] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening (tijdens de noodhulpdienst en ter aanhouding op heterdaad van de verdachte), hij verdachte haar heeft mishandeld door haar bij de keel te grijpen en druk op haar keel uit te oefenen;
2
hij op 16 augustus 2022 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk twee ruiten van de nooddeur van politiebureau Langegracht 11, die aan de politie toebehoorden heeft vernield, door genoemde ruiten met een steen in te gooien.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Zoals onder 3.2.2.3 is overwogen, volgt de rechtbank het beroep van de verdediging op noodweerexces niet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straffen

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 111 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft bovendien geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft ten slotte geëist dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om naast de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht een voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van twee jaar schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten te weten een poging tot afpersing, openlijke geweldpleging, vernielingen en mishandelingen, waaronder ook de mishandeling van een politieagente. In het algemeen geldt dat slachtoffers van geweldsdelicten zoals hier aan de orde nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. Door de mishandeling van de politieagente heeft verdachte deze agente niet alleen in haar eer en goede naam aangetast, maar ook blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Bovendien heeft de verdachte door zijn gedrag laten zien weinig respect te hebben voor andermans goederen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van
22 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict en in een proeftijd liep ten tijde van de onderhavige feiten.
Persoon van de verdachte
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 augustus 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is een inmiddels achttienjarige jongen die sinds april 2022 in een [instelling 1] verblijft. Hier gaat het goed. Het gedrag van de verdachte is wel positief veranderd. Men is momenteel bezig met het zoeken van de juiste opleiding voor de verdachte. De verdachte heeft een goed contact met zijn coach en zijn begeleider van de jeugdreclassering. Een aandachtspunt blijft het softdrugsgebruik van de verdachte maar hier wordt ook binnen [instelling 1] aandacht aan besteedt. De Raad is van mening dat een gedragsinterventie (leerstraf) niet wenselijk is omdat binnen [instelling 1] aan het gedrag van de verdachte wordt gewerkt. Begeleiding van de jeugdreclassering is wenselijk zodat de verdachte ook na zijn achttiende jaar begeleiding heeft. De Raad adviseert naast begeleiding van de jeugdreclassering om de verdachte een deels onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Ter terechtzitting heeft de [deskundige 1] , werkzaam bij de Raad, naar voren gebracht dat de verdachte verzuimt om tijdig om hulp te vragen. Hij neemt de verkeerde beslissingen. De verdachte is nu hard op weg om zijn leven op de rit te krijgen. Hij is afhankelijk van de hulpverlening voor het realiseren van een positieve toekomst. De Raad is van mening dat het belangrijk is dat de verdachte behandeling gaat krijgen voor zijn boosheid en wellicht ook voor zijn trauma’s. De Raad adviseert om de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van twee jaar.
De [deskundige 2] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat er nog goed gekeken moet worden welke behandeling goed voor de verdachte zal zijn. Op dit moment kan de verdachte nog terugkeren naar [instelling 1] .
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten met het parketnummer 09-207977-22 heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Ten tijde van de overige bewezenverklaarde feiten was de verdachte minderjarig. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van al het bewezenverklaarde en mede op grond van artikel 77c Sr, het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de justitiële documentatie, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit de rapportages. Gezien de ernst en veelheid van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie, aangevuld met een taakstraf.
De rechtbank zal een jeugddetentie opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank zal ook een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank legt een lagere taakstraf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank van oordeel is dat er voor de verdachte ruimte moet zijn om deze uit te voeren, naast alle andere verplichtingen die de verdachte opgelegd krijgt. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met het feit dat de verdachte ter terechtzitting deels openheid van zaken heeft gegeven.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten mishandelingen, afpersing en openlijke geweldpleging. Gelet op de ernst van de feiten en de informatie van de Raad, waaruit naar voren komt dat de verdachte een lichtverstandelijke beperking heeft en moeite heeft met het vragen om hulp waardoor hij snel verkeerde keuzes maakt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 519,26, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 19,26 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 768,30 te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 368,30 aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor toewijzing vatbaar is met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu onduidelijk is wat er in de zaak van de medeverdachten is beslist en het aandeel van de medeverdachten groter is geweest dan het aandeel van de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] moet worden afgewezen nu er een beroep op noodweer/noodweerexces is gevoerd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de raadsman net als de officier van justitie verzocht om deze niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit met het parketnummer 09-250693-20 rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 oktober 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
7.3.2
De benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu in de eerste plaats onduidelijk is of de vordering ook aan de verdachte is gericht en bovendien onduidelijk is wat er in de zaken van de medeverdachten is beslist ten aanzien van de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 19 april 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 80 uren, waarvan een gedeelte groot 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 4 mei 2019.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de vordering wordt afgewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten met de parketnummers 09-250693-20 en 09-126756-21 zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 300, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en subsidiair met het parketnummer 09-250693-20 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 meer subsidiair tenlastegelegde met het parketnummer 09-250693-20, het tenlastegelegde met het parketnummer 09-164116-21, het tenlastegelegde met het parketnummer 09-126756-21 en het onder 1 en 2 tenlastegelegde met het parketnummer 09-207977-22 heeft begaan en kwalificeert dit als
09-250693-20
1.
poging tot afpersing
2.
mishandeling
3. meer subsidiair

mishandeling, meermalen gepleegd

09-164116-21
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
09-126756-21
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
09-207977-22
1.
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straffen
veroordeelt de verdachte tot
een
jeugddetentievoor de duur van
111 (honderdelf) dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west, regio Zuid-Holland Noord en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan- en zich inzet voor een nuttige dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
- gedurende de proeftijd zal verblijven bij [instelling 1] , en zich zal houden aan het
(dag-)programma dat deze instelling in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld;
- zich laat behandelen door de [instelling 2] . De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd meewerkt aan urineonderzoek, zo lang als de jeugdreclassering dat nodig vindt;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west regio Zuid-Holland Noord tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
30 (dertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
15 (vijftien) dagen;
voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;
schadevergoeding
verklaart
de benadeelde partij [slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt
de benadeelde partij [slachtoffer 5]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 519,26 (zegge: vijfhonderdnegentien euro en zesentwintig eurocent), bestaande uit € 19,26 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [slachtoffer 3]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [slachtoffer 3]te betalen
€ 519,26(hoofdsom,
zegge:
vijfhonderdnegentien euro en zesentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
tenuitvoerlegging
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 19 april 2019 in de zaak met parketnummer 09-246626-18.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 29 augustus 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09-250693-20
1
hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een Iphone en/of Airpods, althans van geld en/of goed(eren), wat van zijn gading was, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele toebehoorde aan die [slachtoffer 1] ,
- die [slachtoffer 1] bij de kleding heeft vastgepakt en/of aan die kleding heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of
- die [slachtoffer 1] op dreigende/dwingende toon heeft gezegd dat hij zijn Iphone en/of Airpods en/of spullen aan hem moest afgeven want anders zou hij het zelf pakken, althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een Iphone en/of
Airpods, althans geld en/of goed(eren), wat van zijn gading was, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [slachtoffer 1] bij de kleding heeft vastgepakt en/of aan die kleding heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of
- die [slachtoffer 1] op dreigende/dwingende toon heeft gezegd dat hij zijn Iphone en/of Airpods en/of spullen aan hem moest afgeven want anders zou hij het zelf pakken, althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 24 mei 2020 te Leiden [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] op/tegen het gezicht te stompen/slaan, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val is gekomen;
3
hij op of omstreeks 5 oktober 2020 te Leiden op of aan de Langegracht, althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een petje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 3] (meermalen) op/tegen het gezicht te slaan/stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen en/of
- op die op de grond liggende [slachtoffer 3] te gaan zitten en/of
- op/tegen die op de grond liggende [slachtoffer 3] te slaan/stompen en/of schoppen/trappen en/of
- het tonen van een mes aan die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 4] bij zijn kleding vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 4] op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 4] bij de benen vast te pakken en/of daarbij ten val te brengen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 5 oktober 2020 te Leiden openlijk, te weten, op de Langegracht, in elk geval op of aan de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] door
- die [slachtoffer 3] (meermalen) op/tegen het gezicht te slaan/stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen en/of
- op die op de grond liggende [slachtoffer 3] te gaan zitten en/of
- op/tegen die op de grond liggende [slachtoffer 3] te slaan/stompen en/of schoppen/trappen en/of
- een mes aan die [slachtoffer 3] te tonen en/of
- die [slachtoffer 4] bij zijn kleding vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 4] op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 4] bij de benen vast te pakken en/of daarbij ten val te brengen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 5 oktober 2020 te Leiden [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] (meermalen) op/tegen het gezicht te slaan/stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen en/of
- op die op de grond liggende [slachtoffer 3] te gaan zitten en/of
- op/tegen die op de grond liggende [slachtoffer 3] te slaan/stompen en/of schoppen/trappen en/of
- die [slachtoffer 4] op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 4] bij de benen vast te pakken en/of daarbij ten val te brengen;
09-164116-21
hij op of omstreeks 21 juni 2021, te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, openlijk, te weten op of aan de openbare weg de Prins Frederiklaan, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] , welk geweld bestond uit het
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "ik maak je dood. Ik ga je doodsteken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of;
- insluiten/omsingelen van die [slachtoffer 5] en/of;
- vastpakken van die [slachtoffer 5] en/of;
- trekken aan en/of duwen tegen die [slachtoffer 5] en/of;
- één of meermalen tackelen en/of tot vallen brengen van die [slachtoffer 5] en/of;
- één of meermalen slaan en/of stompen naar en/of tegen (het lichaam en hoofd van) die [slachtoffer 5] en/of;
- één of meermalen schoppen en/of trappen naar en/of tegen die [slachtoffer 5] ;
09-126756-21
hij op of omstreeks 14 februari 2021 te Leidschendam, gemeente
Leidschendam-Voorburg
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [bedrijf], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
09-207977-22
1
hij op of omstreeks 16 augustus 2022 te Leiden, een politieambtenaar, werkzaam bij de eenheid Den Haag, te weten mevrouw [slachtoffer 6] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar
bediening (tijdens de noodhulpdienst en ter aanhouding op heterdaad van de verdachte), hij verdachte haar heeft mishandeld door haar bij de keel te grijpen en/of (vervolgens) druk op haar keel uit te oefenen;
2
hij op of omstreeks 16 augustus 2022 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk twee ruiten van de nooddeur van politiebureau Langegracht 11, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, door genoemde ruiten (met een steen) in te gooien.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
09-250693-20, feit 3
-1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 augustus 2022, inhoudende:
Ik heb [slachtoffer 3] drie stoten gegeven. Toen kwam er iemand bij. Die man kwam dichter bij mij. Ik heb hem een klap gegeven. Toen had ik hem opgetild en hem op de grond gegooid.
-2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020300243-6 (pagina 34-39 van zaaksdossier PL1500-2020301811), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 3] :
Op 5 oktober 2020 omstreeks 20:30 uur, fietste ik op de Langegracht in de richting van het politiebureau. Toen ik bij de brug ter hoogte van de zijstraat Korte Mare fietste, zag ik twee jongens op het fietspad fietsen.
Vervolgens stapte persoon 1 van zijn fiets af, zag ik dat hij op mij afrende. Toen persoon 1 vlakbij mij stond, zag ik dat persoon 1 met zijn rechterarm een soort boekvorm maakte. Vervolgens zag ik dat hij met zijn rechtervuist een slaande beweging maakte in de richting van mijn hoofd, vervolgens voelde ik een steekpijn in mijn linkeroogkas. Direct daarna voelde ik dat ik nog meer klappen van persoon 1 kreeg. Ik voelde namelijk in mijn rechter,- en linkerkant van mijn gezicht ook dezelfde soort steekpijn. Ik kon niet zien hoe persoon 1 mij sloeg. Vervolgens voelde ik dat ik door deze klappen knockout ging.
Ik voelde dat een persoon op mijn rug zat. Ik kon niet goed zien welk persoon dit was. Ik voelde wel dat ik van alle kanten stoten en schoppen kreeg. Ik voelde namelijk dat ik ongeveer drie stoten op het gezicht en ongeveer zeven in mijn lichaam kreeg. Vervolgens hoorde ik deze persoon die op mijn rug zat, schreeuwen. Ik hoorde namelijk dat deze persoon: "Hier, hier met je kankermoeder, hier heb je er nog een kankerhond!". Toen ik dat hoorde, herkende ik de stem als dat van persoon 1.
Toen ik persoon 1 bijna op de grond kreeg, zag ik dat persoon 1 een schoppende beweging maakte.
Vervolgens zag ik dat een blonde jongen naar persoon 1 liep.
Toen dit gebeurde zag ik dat persoon 1 meerdere stoot bewegingen maakte in de richting van de blonde jongen. Ik zag dat de blonde jongen zichzelf verdedigde.
-3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020300243-8 (pagina 44-49 van zaaksdossier PL1500-2020301811), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 4] :
Op 5 oktober 2020, omstreeks 20:30 uur, was ik boodschappen aan het doen bij supermarkt Dirk van den Broek aan de Langegracht 3 te leiden.
De jongen droeg een vliesachtige jas van een lichtblauwe kleur, hij heeft een licht getint Marokkaans uiterlijk en donker haar.
Ik zag dat deze jongeman verbaal agressief was richting een geschrokken man van om en nabij de veertig jaar oud. Ik zag deze man geschrokken was doordat hij wijd openstaande ogen had en omdat de jongeman agressief naar hem toe liep door zijn lichaam breed te maken.
Ik pakte toen de pet vast die de jongeman op dat moment in zijn handen had en ik voelde dat hij de pet van mij weg trok. Op dat moment griste ik de pet weg van de jongeman en ik voelde dat hij mij meteen met zijn linkerhand met kracht en gebalde vuist bij de kraag van mijn shirt greep en ik zag dat hij zijn rechterhand naar zijn schouderhoogte bracht en met gebalde vuist mij dreigde te slaan. Ik hoorde hem toen wederom zeggen "ik ga je slaan!". Ik zag dat hij zijn rechterhand met kracht en snelheid naar mijn hoofd bewoog en ik voelde een stekende pijn op de linkerzijde van mijn kaak, ter hoogte van mijn neus. Ik zag en voelde dat hij mij meteen enkele klappen terug gaf op en rond mijn hoofd.
Zijn klappen waren allemaal raak en gaven mij flinke pijnscheuten. Ik zag dat hij na een aantal klappen mijn benen pakte en ik voelde dat hij mij naar de grond wierp.
09-164116-21
-4.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 augustus 2022, inhoudende:
Ik heb alles gezien. Ik zag een meisje [naam 1] . Zij had een groot mes. Zij had het aan donker iemand gegeven. Hij had het onder zijn shirt gedaan. Hij liep op [slachtoffer 5] af. In het midden werd hij getackeld door [naam 2] . Hij had de telefoon gepakt en in zijn zak gestopt. Daarna rende [slachtoffer 5] weg. Hij werd daarna nog een keer getackeld door een donker meisje en is hij geschopt door [naam 1] .
-5.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-202117779-5 (pagina 7-10 van zaaksdossier PL1500-2021178637), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 5] :
Op 21 juni 2021 was ik buiten bij de tramhalte bij de Haar in Leidschendam en was afkomstig van mijn zus.
Ik zag dat [naam 2] zijn shirt omhoog haalde en hij liet mij een groot mes zien. Dit mes zat nog in de huls. Hij hield met de hand het handvat vast en trok deze een klein beetje omhoog. Hierdoor zag ik een zwart mes. [naam 2] zei, "ik maak je dood. Ik ga je doodsteken. Ik steek dit mes door je ribben heen". Ik was bang dat hij mij wilde steken. Ik zag het mes en liep vervolgens van deze drie jongeren weg. Ik werd direct tegengehouden door de beide meisjes. Zij trokken aan mijn jas zodat ik niet weg kon komen. [naam 1] zei, blijf dan staan. Ik kwam toch los.
[naam 2] en [verdachte] liepen naar mij toe. De beide meisjes waren hier ook. Ik werd getackeld door de beide meisjes. Ik kwam hierdoor bijna ten val. Ik rende weg tussen de auto's door op de parkeerplek vlakbij de Plus. [naam 2] zei sluit hem in dan kan ik hem shaffen. Shaffen is straattaal voor steken. Ik viel op de parkeerplaats vlakbij de Plus. Ik had mijn telefoon nog in mijn hand. Ik voelde dat mijn telefoon uit mijn hand werd getrokken. Ik zag dat [naam 2] de telefoon uit mijn hand pakte. Ik zag dat de telefoon met de achterzijde op de grond viel. Ik zag dat [naam 2] mijn telefoon pakte.
Ik voelde dat [verdachte] mij na het oppakken van mijn telefoon mij op de grond trapte. [verdachte] trapte mij tegen mijn buik en tegen mijn elleboog. Hij trapte mij tegen mijn rug aan. Hij trapte ook tegen mijn hoofd. Hij heeft mij ook met zijn vuisten geslagen. Ik voelde op de verschillende plekken pijn en weet niet precies meer waar dit plaats vond. Ik was bang en probeerde mij te verweren. Ik probeerde op te staan maar vervolgens kreeg ik een trap van [naam 3] . Dit deed pijn. [naam 3] probeerde mij tegen te gehouden. Ik stond op en werd nogmaals pootje gehaakt. Ik kwam ondanks het tackelen weer te val op de grond. Dit lukte niet en ik kon wegkomen. De beide meisjes zorgden voor stennis en schreeuwden hard op straat. Ik werd tegengehouden door [naam 1] . Zij pakte mijn jas wederom vast. Ik trok mij zelf los en rende de Plus in voor hulp.
-6.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-202117779-23 (pagina 140-151 van zaaksdossier PL1500-2021178637), inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ehhh nou wat ik alleen weet is dat ik met [naam 4] en [verdachte] was en we zaten bij de Plus zo rustig en op eens kwam [slachtoffer 5] aangelopen en ik weet niet wat hij zei tegen [verdachte] en tegen die andere donkere jongen -ik weet zijn naam niet maar hij zit gesloten op Schakenbosch. En hij zit ok hier, hij is met die krullen. Ik heb niet gehoord wat hij zei, ik kreeg het niet mee.
Maar opeens was er een ruzie, rennen achter elkaar aan. Er is een Turkse winkel en daar hangen we meestal. We waren daar met z'n drieën en opeens hoorde ik geschold en hoorde "je kankermoeder” enzo. En toen stond ik gewoon daar en toen rende [slachtoffer 5] tegen mijn schouder aan en daardoor is hij op de grond gevallen en toen iemand, ik zag gelijk twee personen op hem springen. Ik zag schoppen en slaan.
O: Volgens [slachtoffer 5] zou hij zijn geschopt en geslagen door [verdachte] .
V: Wat kan je daarover verklaren?
A: Kan kloppen, zou kunnen kloppen, dat had ik ook aangegeven dat ik dat had gezien dat hij geschopt en geslagen werd.
09-207977-22, feit 1
-7
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-202242908-2 (pagina 21-25 van zaaksdossier PL1500-2022243285), inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] :
Op 16 augustus 2022 omstreeks 23:00 uur was ik aan het werk tijdens een noodhulpdienst in het centrum van Leiden.
Wij reden net de Langegracht op en zagen een persoon wegrennen vanaf de nooduitgang deur. Ik zag dat er twee collega's vanuit het bureau achter deze persoon aan kwamen rennen.
Mijn collega stopte de bus en ik stapte het voertuig uit en rende achter deze persoon aan. Ik riep deze persoon aan en zei iets in de strekking van: 'Blijf staan politie je bent aangehouden.' Ik zag dat deze persoon niet reageerde op het aanroepen en dat hij door bleef rennen richting de Lammermarkt.
Ik naderde de persoon toen en schreeuwde nog steeds dat hij moest blijven staan. Ik probeerde de arm van deze persoon te pakken en zag dat de persoon zich omdraaide naar mij. Ik zag dat de persoon met zijn gezicht naar mij toe stond. Ik zag dat ik op inmiddels één meter afstand van de persoon stond. Ik zag dat hij een stap naar voren deed en zijn rechterarm strekte richting mij. Ik voelde dat zijn rechterhand mijn keel omsloot, dat hij mijn keel een moment vasthield en ik voelde een bepaalde druk op mijn keel. Ik schrok hier erg van en voelde een pijnlijk gevoel op mijn keel.
De verdachte bleek te zijn: [verdachte] van [geboortedatum] -2004.
-8.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2022242908-4 (pagina 26-27 van zaaksdossier PL1500-2022243285), inhoudende als relaas van de [verbalisant 3] :
Ik zag dat verdachte toen dicht in de buurt was bij collega [verbalisant 2] en zag dat zij hem bijna kon pakken. Op dat moment zag ik dat de verdachte zijn rechter arm optilde, waarin ik in eerste instantie dacht dat hij mijn collega zou gaan slaan. Ik zag dat hij zijn hand richting haar keel bewoog en dat hij haar kortstondig bij haar keel aanraakte. Ik zag dat collega [verbalisant 2] daarbij in beweging kwam door de kracht, die de verdachte op haar keel uitoefende.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Bijlage III
Opgave van bewijsmiddelen
09-250693-20, feiten 1 en 2
-1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 augustus 2022;
-2. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020185174-2 (pagina 106-118 van zaaksdossier PL1500-2020301811), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] ;
-3. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020171314-2 (pagina 84-90 van zaaksdossier PL1500-2020301811), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] ;
09-126756-21
-4. De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 augustus 2022;
-5. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021043675-2 (pagina 3-12 van zaaksdossier PL1500-2021043675), inhoudende de verklaring van aangever [aangever 1] ;
09-207977-22, feit 2
-5. De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 augustus 2022;
-6. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2022242908-8 (pagina 16-20 van zaaksdossier PL1500-2022243285), inhoudende de verklaring van [aangever 2] .
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.