ECLI:NL:RBDHA:2022:9141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
09/603762 / HA ZA 20-1165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming bij overeenkomst van aanneming van werk met betrekking tot klimaatkamers voor aardbeienkweek

In deze zaak vordert eiseres, ISN Van Meer B.V., nakoming van een overeenkomst van aanneming van werk van gedaagde, Nijssen B.V., die klimaatkamers heeft gebouwd voor de teelt van aardbeien. Van Meer stelt dat de klimaatkamers niet voldoen aan de overeengekomen eis dat de luchtvochtigheid tussen de 70 en 90% kan worden geregeld. De rechtbank oordeelt dat Nijssen tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst, omdat de luchtvochtigheid in de klimaatkamers niet onder de 85% kan worden gebracht. Van Meer vordert primair nakoming van de overeenkomst en schadevergoeding, maar de schadevergoeding wordt afgewezen omdat Van Meer onvoldoende heeft onderbouwd dat zij schade heeft geleden. De rechtbank veroordeelt Nijssen tot nakoming van de overeenkomst binnen drie maanden en legt een dwangsom op van € 1.000,- per dag bij niet-nakoming, met een maximum van € 50.000,-. In reconventie vordert Nijssen betaling van het restant van de aanneemsom en kosten voor bouwdrogers, maar deze vorderingen worden afgewezen. De proceskosten worden voor het grootste deel aan Nijssen opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/603762 / HA ZA 20-1165
Vonnis van 14 september 2022
in de zaak van
ISN VAN MEER B.V.te Etten-Leur,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.A. Vermeeren te Etten-Leur
tegen
NIJSSEN B.V.te Leiden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.J.G.J. van Warmerdam te Utrecht.
Partijen zullen hierna Van Meer en Nijssen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 23 november 2021, met producties 1 t/m 18;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 19 t/m 28;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 19 t/m 24;
  • het tussenvonnis van 10 november 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 maart 2021;
  • de akte uitlaten na mondelinge behandeling, tevens overlegging producties, wijziging eis en aanvulling van gronden van Nijssen;
  • de antwoordakte van Van Meer.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is bepaald dat Nijssen nog een akte van maximaal twee pagina’s mocht nemen om in te gaan op de door Van Meer ter comparitie aangehaalde jurisprudentie. Nijssen heeft vervolgens een “akte uitlaten na mondelinge behandeling, tevens overlegging producties, wijziging eis en aanvulling van gronden” genomen, waarin Nijssen naast een reactie op de door Van Meer aangehaalde jurisprudentie ook op andere onderwerpen ingaat. De rechtbank zal de inhoud van deze akte buiten beschouwing laten voor zover deze een reactie van de door Van Meer aangehaalde jurisprudentie te buiten gaat. De eiswijziging zal evenmin worden toegestaan, aangezien die in dit stadium van de procedure in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
1.3.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele onjuistheden schriftelijk kenbaar te maken. Nijssen heeft daarvan gebruik gemaakt bij brief van 25 februari 2022 en Van Meer bij brief van 8 maart 2022. De rechtbank wijst dit vonnis met inachtneming van de daarin opgenomen opmerkingen, voor zover het opmerkingen van feitelijke aard betreft.
1.4.
Ten slotte is een datum voor vonnis nader bepaald op heden.

2.De kern van de zaak

2.1.
Van Meer wil in geconditioneerde kweekruimtes aardbeien gaan kweken en heeft Nijssen ingeschakeld voor de bouw van klimaatkamers. De luchtvochtigheid in de klimaatkamers kan niet onder de 85% worden gebracht. Volgens Van Meer was dit wel was overeengekomen. Van Meer vordert daarom primair nakoming van de overeenkomst door Nijssen en schadevergoeding. Nijssen zegt de overeenkomst wel te zijn nagekomen en vordert in reconventie betaling van het restant van de factuur en meerwerk. Het gelijk ligt aan de zijde van Van Meer. Zij heeft echter onvoldoende onderbouwd dat zij schade heeft geleden, waardoor dat deel van de vordering wordt afgewezen.

3.De feiten

3.1.
Van Meer is een startend bedrijf dat zich richt op het opzetten van een indoor totaalconcept met op afstand bestuurbare kweekruimtes voor aardbeien. In deze geconditioneerde ruimtes kunnen in verticale lagen aardbeien worden gekweekt onder kunstlicht.
3.2.
Nijssen is een koeltechnisch installatiebedrijf dat zich onder meer bezig houdt met het ontwerp, de bouw en de installatie van klimaatkamers bestemd voor de kweek van planten in de agrisector.
3.3.
Partijen zijn met elkaar in contact getreden over het realiseren van klimaatkamers voor het bedrijf van Van Meer door Nijssen.
3.4.
Op 24 april 2018 heeft Van Meer een e-mail met als onderwerp “Temp + RV tabel” naar Nijssen verzonden waarbij een tabel was gevoegd waarin de gewenste temperaturen en het relatieve luchtvochtigheidsniveau (hierna ook: RV-gehalte) van de klimaatkamers voor de verschillende fases van kweek worden genoemd. Het RV-gehalte varieert in de tabel tussen de 65 en 95%
3.5.
Op 24 mei 2018 heeft Nijssen een eerste offerte uitgebracht met daarin als onderdeel van de uitgangspunten een stuurbaar RV-bereik van 65 tot 95%.
3.6.
Op 14 september 2018 heeft Nijssen een tweede offerte uitgebracht waarin onder meer het RV-bereik is gewijzigd naar 75 tot 95%.
3.7.
Op 25 september 2018 heeft Nijssen een derde offerte uitgebracht met daarin als uitgangspunt een RV-bereik van 70 tot 90%.
3.8.
Van Meer heeft vervolgens besloten opdracht aan Nijssen te verstrekken voor een projectprijs van € 141.500,- exclusief btw. Op 5 november 2018 heeft Nijssen de opdrachtbevestiging verzonden. In de opdrachtbevestiging is een RV-bereik van 70 tot 90% als uitgangspunt opgenomen. Hierbij is de volgende voetnoot geplaatst:
“beide klimaatcellen zijn [voorzien van, toevoeging rechtbank] van ultrasone bevochtigers, waarmee de lucht actief bevochtigd kan worden. Er worden geen luchtdrogers geïnstalleerd, waardoor de lucht in de cellen dus niet actief ontvochtigd kan worden.”
3.9.
Na ontvangst van de opdrachtbevestiging heeft Van Meer op 5 november 2018, voor zover relevant, het volgende per e-mail aan Nijssen gevraagd:
“Pagina 4: Ik zag in de opdrachtbevestiging staan dat er niet actief ontvochtigd kan worden. Wat is je ervaring hierin, is dit vrijwel nooit nodig?”
3.10.
Op 6 november 2018 heeft Nijssen de e-mail, voor zover relevant, als volgt beantwoord:
“Drogen noodzakelijk is afhankelijk van:
- gewenste RV, is in jouw geval niet heel laag, als je bijv <60% wil, moet er wel actief gedroogd worden.
- hoeveelheid watergift en verdamping planten, in geval van bijv grote tomatenplanten kan er behoorlijk wat vocht vrijkomen door verdamping, dus kan actief drogen noodzakelijk zijn.
Door te koelen wordt de lucht normaliter altijd al ontvochtigd (door condens op het koelerblok). In jouw geval kunnen we altijd nog de verwarming bijzetten (zodat er meer gekoeld -> meer ontvochtigd wordt) en in klimaatkamer 1 kun je ook de luchtcirculatie in de klimaatcel aanpassen (en daarmee de ontvochtiging op de koeler beïnvloeden). Dus indirect kun je de RV toch sturen (drogen), mocht dit nodig zijn´.
3.11.
Van Meer is op 4 december 2018 tot ondertekening van de opdrachtbevestiging (hierna: de overeenkomst) overgegaan.
3.12.
Nijssen heeft de klimaatkamers omstreeks februari 2019 bij Van Meer geïnstalleerd.
3.13.
Na ingebruikname heeft Van Meer, op 2 juli 2019, geklaagd dat, onder meer, de overeengekomen relatieve luchtvochtigheid in de klimaatkamers niet wordt gehaald.
3.14.
Nijssen heeft op 2 augustus 2019 per e-mail geantwoord en voorstellen voor verschillende aanpassingen gedaan.
3.15.
In september 2019 heeft Nijssen luchtdrogers geplaatst om de relatieve luchtvochtigheid te laten dalen. Deze luchtdrogers zijn in februari 2020 weggehaald.
3.16.
Op 24 juni 2020 heeft de (toenmalige) advocaat van Van Meer Nijssen gesommeerd binnen veertien dagen te bevestigen dat zij de overeenkomst alsnog zou nakomen en de geleden schade zou vergoeden.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
Van Meer vordert zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad samengevat - primair veroordeling van Nijssen tot nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, in de zin van het realiseren van een stuurbaar RV-gehalte in de klimaatkamers tussen de 70 en 90%, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert van Meer een schadevergoeding van € 81.235,-, bestaande uit € 12.750,- aan rentekosten en € 68.485,- aan gederfde winst en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2020. Verder vordert Van Meer een verklaring voor recht dat Nijssen tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat, voor zover Nijssen niet binnen 80 dagen na dit vonnis alsnog is nagekomen, de overeenkomst als ontbonden dient te worden beschouwd waarna Nijssen het subsidiair gevorderde dient te voldoen.
4.2.
Subsidiair vordert Van Meer ontbinding van de overeenkomst, waarbij Nijssen wordt veroordeeld tot verwijdering van de klimaatkamers, terugbetaling van het reeds betaalde deel van de aanneemsom en betaling van een schadevergoeding van € 81.235,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en op straffe van een dwangsom. Meer subsidiair vordert Van Meer vernietiging van de overeenkomst waarbij Nijssen wordt veroordeeld tot verwijdering van de klimaatkamers, op straffe van een dwangsom, terugbetaling van het reeds betaalde deel van de aanneemsom en betaling van schadevergoeding en wettelijke rente.
4.3.
Van Meer legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Van Meer heeft met Nijssen een overeenkomst van aanneming van werk gesloten, op basis waarvan Nijssen klimaatkamers zou bouwen waarin de luchtvochtigheid kon worden gereguleerd tussen de 70 en 90%. Na de bouw en installatie van de klimaatkamers bleek regulatie van de relatieve luchtvochtigheid maar zeer beperkt mogelijk en is die niet verder terug te dringen dan circa 85%. Daardoor hebben de aardbeienplanten te weinig verdampingsruimte, worden zij beperkt in hun wateropname en uiteindelijk de groei en afgifte van aardbeien. Nijssen schiet aldus tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst en moet deze alsnog nakomen en de als gevolg van de tekortkoming door Van Meer geleden schade vergoeden. Als de vordering tot nakoming niet kan worden toegewezen, vordert Van Meer ontbinding van de overeenkomst en meer subsidiair vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling omdat zij de overeenkomst niet zou hebben gesloten als zij wist dat de relatieve luchtvochtigheid niet tussen de 70 – 90% kon worden gereguleerd.
4.4.
Nijssen concludeert tot afwijzing van de vorderingen. De klimaatkamers voldoen volgens haar aan de overeenkomst. Van Meer heeft in de precontractuele fase geen eisen gesteld aan de relatieve luchtvochtigheid. Nijssen is er daarom van uit gegaan dat deze niet heel laag zou zijn en dat geen actieve droging in de klimaatkamers hoefde plaats te vinden, maar ontvochtiging door middel van de koelelementen voldoende zou zijn. Van Meer heeft Nijssen niets verteld over de grote hoeveelheid water die de aardbeienplanten krijgen (ook wel ‘watergift’ genoemd). Als zij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, had zij geadviseerd actieve drogers in de klimaatkamers te installeren. Als de rechtbank zou aannemen dat toch sprake is van een tekortkoming, dan meent Nijssen dat deze geheel aan Van Meer te wijten is. Daarnaast beroept Nijssen zich op artikel 8.3 van haar toepasselijke algemene voorwaarden waarin is opgenomen dat gevolgschade (zijnde de door Van Meer gevorderde schade) van vergoeding is uitgesloten in het geval van een tekortkoming, behalve in het geval van roekeloosheid of opzet van Nijssen, waarvan geen sprake is.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.6.
Nijssen vordert zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad samengevat - veroordeling van Van Meer tot betaling van het restant van de aanneemsom van € 39.930,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de contractuele verhoging. Daarnaast vordert Nijssen € 1.821,- aan kosten voor de tijdelijk geplaatste bouwdrogers die volgens Nijssen als meerwerk zijn verstrekt, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij dient Van Meer in de proces- en nakosten te worden veroordeeld.
4.7.
Van Meer betwist de verschuldigdheid van € 39.930,- op grond van de overeenkomst niet. Zij beroept zich hiervoor echter, met verwijzing naar haar vordering in conventie, op opschorting totdat Nijssen aan haar verplichtingen heeft voldaan. Daarnaast betwist Van Meer dat zij de gevorderde € 1.821,- verschuldigd is. Volgens Van Meer zijn de bouwdrogers geplaatst in het kader van de nakoming van de overeenkomst en is er geen sprake van meerwerk.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het draait in conventie om de vraag of Van Meer er op basis van de gesloten overeenkomst van uit mocht gaan dat de relatieve luchtvochtigheid tussen de 70 en 90% kon worden gereguleerd. Als daarvan sprake is, mocht Van Meer de betaling van de in reconventie gevorderde factuur opschorten. In het geval dat partijen niet zijn overeengekomen dat in de klimaatkamers een relatieve luchtvochtigheid tussen de 70 en 90% behaald kon worden en Nijssen de overeenkomst dus is nagekomen, of dat het aan Van Meers eigen schuld te wijten is dat het luchtvochtigheidsniveau te hoog blijft, worden de vorderingen van Van Meer afgewezen en moet zij, in reconventie het restant van de factuur betalen.
in conventie
Nijssen is de overeenkomst niet nagekomen
5.2.
Tussen partijen staat vast dat het RV-gehalte niet onder de 85% kan worden gebracht in de huidige klimaatkamers. Daarnaast staat tussen partijen vast dat de relatieve luchtvochtigheid in een klimaatkamer bestemd voor de kweek van planten onder meer wordt bepaald door de hoeveelheid water die aan de planten wordt gegeven (hierna: de watergift), de bevochtiging en de verdamping. Die elementen zijn dus van belang voor de vraag welke technische voorzieningen nodig zijn om het gewenste RV-gehalte in de klimaatkamer te realiseren.
5.3.
Om de vordering tot nakoming van Van Meer te kunnen beoordelen, moet worden wat partijen hebben afgesproken over de relatieve luchtvochtigheid die in de klimaatkamers moest kunnen worden behaald. Het is aan de rechtbank om de overeenkomst op dit punt uit te leggen. De uitleg van een overeenkomst dient te geschieden aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Deze maatstaf houdt in dat het bij de uitleg van een schriftelijk contract aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bewoordingen van de overeenkomst mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.4.
De rechtbank constateert dat Van Meer op 24 april 2018 de in randnummer 3.4 genoemde mail aan Nijssen heeft gestuurd, waarin de gewenste temperaturen en het RV-bereik zijn opgenomen. De relatieve luchtvochtigheid varieert in die tabel tussen de 65 en 95%. In de drie opeenvolgende offertes die nadien door Nijssen aan Van Meer zijn gezonden, is telkens onder het kopje “uitgangspunten” een percentage genoemd van de “relatieve luchtvochtigheid kweekruimte”. In de eerste offerte is een relatieve luchtvochtigheid van 65 tot 95% vermeld; in de tweede offerte 75 tot 95% en in de laatste, geaccepteerde, offerte 70 tot 90%. Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er vóór het sluiten van de overeenkomst wel degelijk is gesproken over de relatieve luchtvochtigheid die in de klimaatkamers behaald moest kunnen worden. Volgens Nijssen zijn er alleen om kostentechnische redenen verschillende offertes uitgebracht, maar uit de wisselende percentages van de relatieve luchtvochtigheid volgt dat de prijs in ieder geval niet het enige was wat in de offertes is gewijzigd. Van Meer heeft onbetwist gesteld dat de luchtvochtigheid van de klimaatkamers van groot belang is voor teelt van aardbeien. Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het voor Nijssen duidelijk was dat de te regelen luchtvochtigheid van belang was voor het sluiten van de overeenkomst. Dat geldt temeer nu Nijssen zich onder meer richt op de agrisector en maatwerkoplossingen voor “indoor farming” zegt te bieden.
5.5.
In de opdrachtbevestiging is voor het eerst de voetnoot
“beide klimaatcellen zijn van ultrasone bevochtigers [voorzien, toevoeging rechtbank], waarmee de lucht actief bevochtigd kan worden. Er worden geen luchtdrogers geïnstalleerd, waardoor de lucht in de cellen dus niet actief ontvochtigd kan worden.”opgenomen. Volgens Nijssen is deze voetnoot alleen geplaatst als “puntje op de i”. Uit het verzoek van Van Meer om meer informatie hierover (hiervoor in randnummer 3.9 weergegeven) volgt dat het voor Van Meer tot dat moment niet duidelijk was dat actief ontvochtigen van de klimaatkamers mogelijk van belang kon zijn. Nijssen antwoordt vervolgens op de hiervoor in randnummer 3.10 weergegeven wijze. Zij zegt dat de noodzaak om te drogen afhankelijk is van de gewenste RV (volgens Nijssen bij Van Meer niet heel laag, bij een gewenste RV lager dan 60% zou actief drogen wel noodzakelijk zijn) en de watergift en verdamping van de planten (waarbij Nijssen opmerkt dat bij grote tomatenplanten er behoorlijk wat vocht kan vrijkomen door verdamping). Voorts wijst Nijssen er in haar antwoord aan Van Meer op dat door te koelen ook ontvochtigd wordt door condensvorming op het koelerblok. Door de verwarming nog bij de zetten, wordt er meer gekoeld en dus ontvochtigd, aldus Nijssen. Nijssen merkt tot slot op dat ook in de klimaatkamers van Van Meer dus indirect de RV kan worden gestuurd en de lucht kan worden gedroogd indien dat nodig mocht zijn. Deze mededeling moet als een geruststellende mededeling worden opgevat, waarbij Nijssen in feite zegt dat luchtdrogers gelet op het gewenste RV-bereik en de (geringe) grootte van aardbeienplanten niet nodig is en ontvochtiging van de klimaatkamers bovendien op andere wijze bereikt kan worden.
5.6.
Vast staat dus dat in de opdrachtbevestiging is opgenomen dat in de klimaatkamers een RV van 70 tot 90% kan worden behaald. Dit RV-bereik is tussen partijen overeengekomen en vormt onderdeel van de overeenkomst. Voor zover Nijssen met de voetnoot in de opdrachtbevestiging heeft willen zeggen dat luchtdrogers mogelijk toch noodzakelijk waren om het gewenste RV-bereik in de klimaatkamers te realiseren, had zij dit met zoveel woorden moeten zeggen en niet bij de uitgangspunten voor de klimaatkamers een RV-bereik van 70 tot 90% moeten handhaven. Nijssen heeft bij de vermelding van het RV-bereik van de klimaatkamers geen enkel voorbehoud gemaakt dat dit bereik bij de teelt van aardbeien niet kon worden gehaald. Zelfs toen Van Meer op dit punt om verduidelijking vroeg, heeft Nijssen niet gezegd dat luchtdrogers (mogelijk) noodzakelijk zouden zijn. Van Meer mocht er onder die omstandigheden op vertrouwen dat in de klimaatkamers een RV-gehalte van 70-90% zou kunnen worden ingeregeld.
5.7.
Het standpunt van Nijssen dat Van Meer zelf meer onderzoek had moeten doen naar de mogelijkheden van ontvochtiging en meer informatie aan Nijssen had moeten geven over de watergift of verdamping in het productieproces van de aardbeien, wordt niet gevolgd. Het is aan Nijssen om als technisch deskundig bouwer van klimaatkamers bij de opdrachtgever navraag te doen naar de parameters die noodzakelijk zijn om een klimaatkamer te ontwerpen waarin de gewenste relatieve luchtvochtigheid wordt gehaald. Nijssen had dus actief navraag moeten doen naar elementen als watergift, bevochtiging en verdamping, zodat zij op die basis kon vaststellen welke technische voorzieningen nodig waren om het gewenste RV-bereik te realiseren. Dat Nijssen daarnaar in voldoende mate heeft gevraagd en daarmee vervolgens rekening heeft gehouden in het ontwerp van de klimaatkamers is niet gebleken.
5.8.
Aangezien de ontvochtiging in de klimaatkamers nu niet onder de 85% valt te reguleren, schiet Nijssen tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook voor dit deel worden toegewezen.
Nijssen wordt veroordeeld tot nakoming
5.9.
Zoals hierboven is overwogen, voldoen de door Nijssen geïnstalleerde klimaatkamers niet aan wat met Van Meer is overeengekomen. Van Meer heeft recht op nakoming van de overeenkomst door Nijssen, in die zin dat Nijssen ervoor moet zorgen dat de luchtvochtigheid in de klimaatkamers bij de door Van Meer voorgestane aardbeienteelt kan worden gereguleerd tussen de 70 en 90%. Nijssen zal hiertoe worden veroordeeld. Aan Nijssen wordt daarvoor een termijn van drie maanden gegund, omdat Van Meer eerst, op verzoek van Nijssen en voor zover die informatie nog niet voorhanden is, informatie moet aanleveren over watergift, bevochtiging en verdamping om vast te stellen welke technische aanpassingen noodzakelijk zijn in de klimaatkamers. De door Van Meer gevorderde dwangsom wordt vastgesteld op € 1.000,- per dag, met een maximum van € 50.000,-, voor iedere dag dat Nijssen na de hiervoor genoemde drie maanden met de nakoming in gebreke blijft.
De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen
5.10.
Vast is komen te staan dat Nijssen tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Van Meer heeft Nijssen op 24 juni 2020 in gebreke gesteld en haar gevraagd binnen veertien dagen te bevestigen alsnog te zullen nakomen. Nijssen heeft dit vervolgens niet gedaan waardoor zij in verzuim is komen te verkeren. Van Meer heeft daarom op grond van artikel 6:74 BW recht op vergoeding van de door haar als gevolg van de tekortkoming geleden schade.
5.11.
Van Meer vordert rentekosten van € 12.750,- als geleden schade. Van Meer heeft op de zitting erkend dat zij deze kosten ook had gemaakt als de overeenkomst deugdelijk was nagekomen. De rentekosten zijn dus niet veroorzaakt door de wanprestatie van Nijssen en worden daarom afgewezen.
5.12.
Van Meer stelt dat zij € 68.485,- winst zou maken in het boekjaar 2020 maar dat zij door de niet optimaal functionerende klimaatkamers nu verlies heeft gedraaid. Dat zij deze winst zou behalen, volgt volgens Van Meer uit de exploitatiebegroting. Nijssen betwist dat uit de exploitatiebegroting kan worden afgeleid dat Van Meer € 68.485,- winst zou hebben behaald indien de klimaatkamers op de overeengekomen wijze zouden functioneren.
5.13.
De exploitatiebegroting die door Van Meer is overgelegd is een weergave van de vooraf verwachte opbrengsten en kosten voor het jaar 2020. Van Meer is een start-up die met een nieuw concept voor de teelt van aardbeien de internationale markt wilde aanboren. Dit is een traject dat met de nodige onzekerheden is omgegeven, waardoor het ook onzeker is of en hoeveel winst er zou worden behaald. De verwachte winst kan immers niet worden begroot aan de hand van winsten die in eerdere jaren zijn behaald. Van Van Meer mocht worden verwacht dat zij, nu Nijssen de schade heeft betwist en de mondelinge behandeling in 2022 (dus twee jaar na het opstellen van de exploitatiebegroting) heeft plaatsgevonden, de bedrijfsresultaten in 2020 nader had toegelicht. Van Meer had inzichtelijk moeten maken welke omzet zij in 2020 heeft behaald en hoe de te hoge luchtvochtigheid invloed op die omzet (en de eventuele kosten) heeft gehad. Dit heeft zij niet gedaan waardoor Van Meer onvoldoende heeft onderbouwd dat de wanprestatie van Nijssen heeft geleid tot schade in de vorm van winstderving. Ook deze schadepost zal daarom worden afgewezen.
Gevorderde verklaring voor recht voor het overige afgewezen
5.14.
Zoals overwogen in 5.9 wordt de vordering tot nakoming toegewezen. In dat licht beschouwt de rechtbank de vordering om voor recht te verklaren dat, indien Nijssen niet binnen 80 dagen aan dit vonnis voldoet, de overeenkomst als ontbonden zal worden beschouwd en hetgeen subsidiair is gevorderd zal worden toegewezen, als prematuur. Dat deel van de gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen.
Nijssen wordt veroordeeld in de proceskosten
5.15.
Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in conventie wordt Nijssen in de proceskosten veroordeeld, deze worden aan de kant van Van Meer als volgt begroot:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht € 4.131,-
- salaris advocaat
€ 2.785,-(2,5 punten × tarief € 1.114,-)
Totaal € 6.999,38
De vordering om Nijssen te veroordelen de proceskosten binnen veertien dagen na uitspraak te betalen wordt toegewezen.
in reconventie
5.16.
Nijssen vordert betaling van haar factuur van € 39.930,- en betaling van € 1.821,-voor het ter beschikking stellen van luchtdrogers. Van Meer beroept zich op opschorting en stelt dat de door Nijssen ter beschikking gestelde luchtdrogers vallen onder de uitvoering van de overeenkomst waarbij het RV-gehalte omlaag werd gebracht.
5.17.
Zoals hierboven vastgesteld is Nijssen de overeenkomst nog niet nagekomen omdat de klimaatkamers niet aan de overeenkomst beantwoorden. Van Meer mag zich daarom op opschorting van de betaling van de factuur beroepen totdat Nijssen de overeenkomst is nagekomen. De vordering van Nijssen tot betaling van de factuur door Van Meer zal daarom worden afgewezen.
5.18.
De luchtdrogers zijn geplaatst om de luchtvochtigheid te laten dalen. Tot het vinden van een oplossing was Nijssen op grond van de overeenkomst gehouden. Zij kan de huur van de luchtdrogers dan ook niet aan Van Meer doorberekenen. Daarbij komt nog dat Nijssen bij het ter beschikking stellen van de bouwdrogers heeft toegezegd dat deze op haar kosten aan Van Meer ter beschikking zouden worden gesteld. Haar vordering zal dus worden afgewezen.
Nijssen wordt veroordeeld in de proceskosten
5.19.
Als in het ongelijk gestelde partij in reconventie wordt Nijssen in de proceskosten veroordeeld. Gelet op de nauwe inhoudelijke samenhang tussen de vordering en conventie en in reconventie, zal de forfaitaire proceskostenvergoeding worden gehalveerd. De proceskosten aan de kant van Van Meer worden daarom begroot op € 1.392,50 (2,5 punten
×factor 0,5
×tarief € 1.114,-). De vordering om Nijssen te veroordelen de proceskosten binnen 14 dagen na uitspraak te betalen wordt toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat Nijssen toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst;
6.2.
veroordeelt Nijssen tot nakoming van de overeenkomst binnen drie maanden na de datum van dit vonnis op de wijze zoals hiervoor in randnummer 5.9 is overwogen;
6.3.
veroordeelt Nijssen tot betaling aan Van Meer van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij de veroordeling in 6.2 niet nakomt, met een maximum van € 50.000,-;
6.4.
veroordeelt Nijssen in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van Meer begroot op € 6.999,38, en op € 163,- aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,- in geval van betekening, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis;
6.5.
verklaart dit vonnis voor wat 6.2, 6.3 en 6.4 betreft uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen af;
6.8.
veroordeelt Nijssen in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van Meer vastgesteld op € 1.392,50, en op € 163,- aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,- in geval van betekening, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis;
6.9.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2022.