ECLI:NL:RBDHA:2022:9140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
NL22.12606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1990, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor de vader van zijn overleden partner en voor een bepaalde organisatie, maar de rechtbank oordeelt dat deze problemen niet onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag vallen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 19 juli 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de situatie in Nigeria en het negatieve reisadvies voor Nederlanders, zorgvuldig overwogen. Echter, de rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris zijn standpunt goed heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om anders te oordelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter M. van Nooijen en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12606

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Dalloesingh),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. F. Gieskes).

ProcesverloopBij besluit van 28 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen (via videoverbinding) door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1990 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij voert
aan dat hij niet terug kan keren naar Nigeria, omdat hij vreest voor de vader van [A] (zijn door een abortus overleden partner) en voor de [organisatie].
Wat vindt verweerder?
2. Het asielrelaas van eiser bevat de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Het overlijden van [A] en daaruit voortvloeiende problemen
met haar vader;
3. Het bombardement op het huis van zijn vader.
3. Verweerder vindt alle elementen geloofwaardig. Deze elementen zijn niet te
herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. De problemen met de vader van [A] in 2010 zijn problemen in de privésfeer, waardoor deze buiten het Vluchtelingenverdrag vallen. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het bombardement op het huis van zijn vader raakvlakken heeft met het Vluchtelingenverdrag. Hij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer persoonlijk te vrezen heeft voor de [organisatie]. De relevante elementen geven bovendien ook geen reëel risico op ernstige schade.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Het besluit is in strijd met het
zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel tot stand gekomen. Hij vreest bij terugkeer naar Nigeria voor de vader van [A], die lid is van de burgerwacht die samenwerkt met de politie. Hij kan daarom geen bescherming vragen aan de politie. Verder had verweerder onderzoek moeten doen naar de beschermingsmogelijkheden in Nigeria. Uit het algemeen ambtsbericht van Nigeria blijkt dat er sprake is van gebrekkige behandeling van aangiften. [1] Verder vreest eiser voor de [organisatie]. Uit verschillende bronnen blijkt dat de situatie in Nigeria is verslechterd. [2] Voor Nederlanders gold een reisadvies rood of oranje op 11 juli 2022. Er heeft onvoldoende belangenafweging plaatsgevonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht en op goede gronden op het
standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zijn standpunt goed
gemotiveerd op pagina 3 tot en met 6 van het voornemen en, naar aanleiding van de zienswijze, op pagina 2 en 3 van het bestreden besluit. In hetgeen eiser in zijn gronden van beroep en op zitting heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen reden om hierover anders te oordelen. De stelling van eiser in beroep, dat er voor Nederlanders een negatief reisadvies voor Nigeria zou gelden, wil niet zeggen dat eiser in aanmerking komt voor asiel. Een reisadvies wordt niet opgesteld voor de beoordeling van asielaanvragen. Bovendien is dit reisadvies opgesteld voor Nederlanders en behoort eiser niet tot die groep. Verder heeft eiser zijn stelling dat verweerder een belangenafweging had moeten maken, niet onderbouwd.
De stelling van eiser op zitting, dat er in Nigeria sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c van Richtlijn 2011/95/EU (Definitierichtlijn), en dat eiser dus enkel met zijn aanwezigheid in Nigeria een reëel risico zal lopen op ernstige schade, is ook onvoldoende onderbouwd.
De beroepsgronden leiden daarom niet tot een ander oordeel.
Conclusie
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid,
aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht Nigeria, maart 2021, pagina 45.
2.https://reliefweb.int/report/nigeria/torrents-violence.