ECLI:NL:RBDHA:2022:9140
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1990, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor de vader van zijn overleden partner en voor een bepaalde organisatie, maar de rechtbank oordeelt dat deze problemen niet onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag vallen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 19 juli 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de situatie in Nigeria en het negatieve reisadvies voor Nederlanders, zorgvuldig overwogen. Echter, de rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris zijn standpunt goed heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om anders te oordelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter M. van Nooijen en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.