ECLI:NL:RBDHA:2022:909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
NL20.5418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag na inwilliging door verweerder

In deze zaak heeft eiser, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn asielaanvraag. Dit beroep is ingesteld op 29 februari 2020. Echter, op 28 augustus 2020 heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Ondanks deze inwilliging heeft eiser aangegeven het beroep te handhaven. Vervolgens heeft verweerder op 17 februari 2021 een dwangsombesluit genomen, waarin hij heeft aangegeven dat hij aan eiser een dwangsom van € 1.442,- verschuldigd is.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het uitblijven van een besluit, aangezien verweerder in zijn geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser door de asielaanvraag in te willigen.

De rechtbank heeft uiteindelijk beslist dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5418

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 29 februari 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn asielaanvraag.
Op 28 augustus 2020 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft meegedeeld dat hij het beroep handhaaft.
Bij besluit van 17 februari 2021 (hierna: het dwangsombesluit) heeft verweerder kenbaar gemaakt dat hij aan eiser een dwangsom is verschuldigd van € 1.442,-.
Eiser heeft niet aangegeven of hij, gelet op het dwangsombesluit, het beroep wenst te handhaven of wenst in te trekken.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Verweerder heeft bij besluit van 28 augustus 2020 beslist op de asielaanvraag van eiser en hem een asielvergunning verleend. Eiser heeft daarom geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het uitblijven van een besluit, zodat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
4. In dit geval is verweerder in het geheel tegemoet gekomen aan het beroep van eiser. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser namelijk ingewilligd en heeft later bij het dwangsombesluit een maximale dwangsom van € 1.442,- vastgesteld. Nu verweerder in het geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser, heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit geen betrekking op het alsnog genomen besluit.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.