ECLI:NL:RBDHA:2022:9087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
NL22.16365 (bestreden besluit 2) en NL22.16383 (bestreden besluit 1)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring – Terugkeerbesluit en inreisverbod - recht op rechtsbijstand – mogelijk verblijfsrecht in EU - ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser is opgelegd. Eiser, geboren in 1988 en van Braziliaanse nationaliteit, heeft tegen de besluiten beroep ingesteld, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 21 augustus 2022 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaar heeft ontvangen, alsook een maatregel van bewaring. Eiser heeft aangevoerd dat hij recht heeft op rechtsbijstand en dat hij ten onrechte zonder zijn advocaat is gehoord. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn zienswijze naar voren te brengen en dat er geen sprake was van onjuist handelen van de zijde van verweerder.

Eiser heeft ook betoogd dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn verblijfsrechten in Portugal, waar hij claimt rechtmatig verblijf te hebben. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om nader onderzoek te verrichten, aangezien eiser tijdens het gehoor niet heeft aangegeven dat hij in Portugal verbleef. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod voldoende gemotiveerd zijn. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.16365 (bestreden besluit 2) en NL22.16383 (bestreden besluit 1)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. K. Ramdhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2022 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaren uitgevaardigd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (het bestreden besluit 2) opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. [1]
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen de maatregel van bewaring moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiseres heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het
beroep. Op 22 augustus 2022 heeft eiser de beroepsgronden ingediend. Op 26 augustus 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 31 augustus 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1988 en de Braziliaanse nationaliteit te hebben.
Het beroep tegen bestreden besluit 1
2. Eiser voert aan dat uit het proces-verbaal model 105-A blijkt dat hij in het kader van de ophouding te kennen heeft gegeven gebruik te willen maken van rechtsbijstand. Vervolgens heeft een gehoor plaatsgevonden om 10:38 uur, terwijl de melding naar de piketcentrale is verzonden om 10:36 uur. Uit eisers verklaring, ‘Gaat u nu maar door’, volgt niet dat hij zonder rechtsbijstand gehoor wilde worden. Verweerder had in het kader van zijn inspanningsverplichting naast de piketcentrale, ook de voorkeursadvocaat op de hoogte moeten stellen van het gehoor en de inbewaringstelling. Eiser is vervolgens gehoord zonder zijn gemachtigde. Indien de advocaat binnen twee uur na de verzending van de piketmelding aanwezig is, mag de vreemdeling niet zonder advocaat gehoord worden. Eiser is daarom ten onrechte niet gehoord met bijstand van zijn voorkeursadvocaat. Dit is een ernstig gebrek. Nu het terugkeerbesluit een belastend besluit is, stelt eiser onherstelbaar geschaad te zijn in zijn verdedigingsbelangen.
3. Uit het proces-verbaal van ophouding en onderzoek van 21 augustus 2022 blijkt dat eiser tijdens de ophouding te kennen heeft gegeven gebruik te willen maken van zijn recht op rechtsbijstand in het geval een verhoor zou plaatsvinden. Een dergelijk verhoor in het kader van de ophouding heeft echter niet plaatsgevonden. Voor wat betreft het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling blijkt uit het proces-verbaal duidelijk dat eiser heeft verklaard geen advocaat bij het gehoor te willen, maar wel rechtsbijstand wenst gedurende de verdere procedure van bewaring, waarna de piketadvocaat alsnog ingelicht is. Verweerder stelt zich in het verweerschrift terecht op het standpunt dat tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling geen sprake is geweest van onjuist handelen, nu eiser heeft afgezien van zijn recht op rechtsbijstand. Er is alsnog een piketmelding gedaan wegens eisers wens om gedurende de verdere procedure rechtsbijstand te ontvangen en de gemachtigde van eiser heeft hem binnen twee uur kunnen spreken. Er kleeft daarom geen gebrek aan het voortraject.
4. Verder stelt eiser dat verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit en inreisverbod heeft uitgevaardigd. Verweerder heeft geen deugdelijk onderzoek verricht naar eisers verblijfsrechten in een ander land binnen de EU. [2] Eiser stelt een verblijfsrecht in Portugal te hebben. Hij heeft daartoe een aantal documenten overlegd. Verweerder had in het kader van het terugkeerbesluit moeten doorvragen en de beschikbare EU-registratiesystemen moeten raadplegen om eisers verblijfsstatus te controleren. Verweerder heeft niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht en daarom is sprake van artikel 3:2 van de Awb [3] en artikel 5 en 6 van de Terugkeerrichtlijn. [4] Verder is het inreisverbod onvoldoende gemotiveerd. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat eiser een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de Nederlandse samenleving vormt. Het inreisverbod kan niet in stand blijven, aldus eiser. Verweerder had op grond van artikel 62a, derde lid, van de Vw en artikel 6, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn eiser eerst moeten aanzeggen om zich onmiddellijk naar Portugal te begeven.
5. Verweerder heeft naar aanleiding van de resultaten uit de verschillende registratiesystemen, zoals te vinden in het dossier, terecht geen aanleiding gezien om nader onderzoek te verrichten naar een verblijfsstatus in Portugal. Voorts is eiser tijdens het gehoor voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. In het gehoor wordt duidelijk gesproken over een terugkeer naar Brazilië. Eiser heeft op geen enkel moment verklaringen afgelegd waaruit is af te leiden dat eiser in Portugal heeft verbleven, of daar rechtmatig verblijf heeft. Eiser heeft in het vertrekgesprek van 24 augustus 2022 zelfs aangegeven naar Brazilië terug te willen keren. Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt evenmin van een verblijfsrecht in Portugal. De stukken zijn zonder nadere toelichting en onvertaald ingediend. Verweerder heeft daarom terecht geen aanknopingspunten gezien om er vanuit te gaan dat eiser een verblijfsrecht heeft in Portugal.
Verweerder ziet terecht geen aanleiding om het Terugkeerbesluit in te trekken en eiser alsnog een bevel als bedoeld in artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn te geven.
6. Gelet op de overigens niet betwiste zware en lichte gronden die ten grondslag liggen aan het terugkeerbesluit, is een risico op onttrekking aan het toezicht gegeven. Eiser is daarom terecht een vertrektermijn onthouden en door eiser zijn geen bijzondere individuele omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding hadden moeten geven af te zien van het opleggen van een inreisverbod. Het inreisverbod van twee jaren is voldoende gemotiveerd en op juiste gronden opgelegd.
7. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is ongegrond.
Het beroep tegen bestreden besluit 2
8. Eiser voert aan dat de maatregel is gebaseerd op onjuiste wettelijke grondslag, nu hij rechtmatig verblijf heeft in Portugal. De zware en lichte gronden kunnen de maatregel dan ook niet dragen en de maatregel is onvoldoende gemotiveerd. Verder is de maatregel onrechtmatig omdat verweerder geen overleg heeft gehad met de Portugese autoriteiten en de maatregel is opgelegd met het doel om eiser uit te zetten naar een land buiten de EU, terwijl hij in Portugal een verblijfsstatus heeft.
9. Zoals eerder overwogen is niet gebleken van rechtmatig verblijf in Portugal. De maatregel is op juiste grondslag opgelegd. Nu de zware en lichte gronden die ten grondslag liggen aan de maatregel overigens niet zijn betwist, zijn deze feitelijk juist en voldoende om de maatregel te dragen. Gelet op hetgeen eerder overwogen over de rechtmatigheid van bestreden besluit 1 heeft verweerder eiser dan ook in bewaring mogen stellen.
10. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Europese Unie.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Richtlijn 2018/115/EG.