ECLI:NL:RBDHA:2022:908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
NL20.5417
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag na inwilliging door verweerder

In deze zaak heeft eiseres op 29 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar asielaanvraag. Op 28 augustus 2020 heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Ondanks deze inwilliging heeft eiseres aangegeven het beroep te handhaven. Vervolgens heeft verweerder op 17 februari 2021 een dwangsombesluit genomen, waarin hij heeft aangegeven dat hij aan eiseres een dwangsom van € 1.442,- verschuldigd is. Eiseres heeft echter niet duidelijk gemaakt of zij het beroep wenst te handhaven of in te trekken, gelet op het dwangsombesluit.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in het geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiseres door haar een asielvergunning te verlenen. Hierdoor heeft eiseres geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het uitblijven van een besluit, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb het beroep mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Aangezien verweerder de asielaanvraag heeft ingewilligd, is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer relevant. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5417

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 29 februari 2020 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar asielaanvraag.
Op 28 augustus 2020 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd.
Eiseres heeft meegedeeld dat zij het beroep handhaaft.
Bij besluit van 17 februari 2021 (hierna: het dwangsombesluit) heeft verweerder kenbaar gemaakt dat hij aan eiseres een dwangsom is verschuldigd van € 1.442,-.
Eiseres heeft niet aangegeven of zij, gelet op het dwangsombesluit, het beroep wenst te handhaven of wenst in te trekken.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Verweerder heeft bij besluit van 28 augustus 2020 beslist op de asielaanvraag van eiseres en haar een asielvergunning verleend. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het uitblijven van een besluit, zodat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
4. In dit geval is verweerder in het geheel tegemoet gekomen aan het beroep van eiseres. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres namelijk ingewilligd en heeft later bij het dwangsombesluit een maximale dwangsom van € 1.442,- vastgesteld. Nu verweerder in het geheel is toegekomen aan het beroep van eiseres, heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit geen betrekking op het alsnog genomen besluit.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.