In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 september 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een woningvormingsvergunning beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend om de woning aan [adres] [huisnummer] in [plaats] te verbouwen tot drie nieuwe woningen van gemiddeld 66 m2. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen met een besluit op 19 april 2021, en dit besluit werd gehandhaafd in een bestreden besluit op 4 oktober 2021. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. De rechtbank concludeert dat de vergunningplicht voor het omzetten van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte in strijd is met het beginsel van zorgvuldige besluitvorming en het motiveringsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de noodzaak om in te grijpen in de categorie zelfstandige koopwoningen niet is aangetoond, vooral omdat de woning van eiser in 2020 voor € 340.000 is aangekocht, wat boven de bovengrens van het middensegment ligt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van 19 april 2021. Dit betekent dat eiser de voorgenomen woningvorming zonder vergunning kan realiseren. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden, wat in totaal € 930,- bedraagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.