In deze zaak heeft eiser op 20 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een asielvergunning, ingediend op 28 juni 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 28 augustus 2020 alsnog besloten en de aanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, omdat het inwilligende besluit is genomen. Eiser heeft echter ook beroep ingesteld tegen het inwilligende besluit, omdat hij van mening is dat verweerder ten onrechte geen bestuurlijke dwangsom heeft vastgesteld. De rechtbank heeft overwogen dat het beroep mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, omdat dit niet geheel tegemoetkomt aan de eisen van eiser.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een beslissing door verweerder is overschreden. Eiser heeft verweerder op 4 maart 2020 in gebreke gesteld, maar de rechtbank concludeert dat verweerder op dat moment nog niet in gebreke was. Hierdoor was er geen recht op een dwangsom, en is het beroep tegen het niet toekennen van een dwangsom ongegrond verklaard. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 28 augustus 2020 ongegrond verklaard.