ECLI:NL:RBDHA:2022:9059
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsprocedure beëindigd door nakoming schikking ex artikel 511c Wetboek van Strafvordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure die was aangespannen op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De veroordeelde had een schikkingsovereenkomst gesloten met het Openbaar Ministerie, waarbij hij een bedrag van € 11.303,00 aan de Staat der Nederlanden moest betalen. Op 23 december 2021 werd de vordering bij de rechtbank ingediend, maar het onderzoek werd geschorst om de nakoming van de schikking af te wachten. Tijdens de zitting op 29 augustus 2022 stelde de officier van justitie voor dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de veroordeelde aan de voorwaarden van de schikking had voldaan. De rechtbank oordeelde dat de zaak van rechtswege was geëindigd, omdat de veroordeelde volledig aan de schikking had voldaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en vastgesteld dat de zaak is geëindigd.