ECLI:NL:RBDHA:2022:9058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
C/09/633799 / JE RK 22-1718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van identiteitsontwikkeling en contact met de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen verblijven feitelijk bij hun moeder, terwijl de vader, met wie de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefent, niet in staat is om contact met hen tot stand te brengen. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingediend, met als argument dat het voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen belangrijk zou zijn om onbelast contact met de vader te hebben. Echter, de kinderrechter oordeelt dat het ontbreken van dit contact onvoldoende reden is om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderen ontwikkelen zich goed in de thuissituatie bij de moeder en er zijn geen zorgen over hun welzijn. De kinderrechter wijst het verzoek af, met de opmerking dat het voor de kinderen goed zou zijn om contact met beide ouders te hebben, en hoopt dat zij in de toekomst de ruimte vinden om het contact met de vader te herstellen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/633799 / JE RK 22-1718
Datum uitspraak: 26 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 15 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats 1]
,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2009 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats]

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 26 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder.
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- De kinderen verblijven feitelijk bij de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 september 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 27 september 2021 tot 27 augustus 2022.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de periode van zes maanden.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Het is niet (voldoende) gelukt om contact tussen de kinderen en de vader tot stand te brengen. In september 2021 is Middin gestart bij het gezin. Er zijn meerdere gesprekken afgezegd. Middin heeft wel met de kinderen gepraat over het contact met de vader. In deze gesprekken hebben beide kinderen stellig aangegeven niet open te staan voor contact met de vader. De kinderen ervaren de gesprekken over de vader niet als prettig en lijken hierin belast te worden, mogelijk door een loyaliteitsgevoel richting de moeder. Om de kinderen niet verder te belasten hebben er geen afspraken meer plaatsgevonden. De gecertificeerde instelling zou graag zien dat de kinderen, in verband met hun identiteitsontwikkeling, wel contact met de vader hebben, maar acht een gedwongen contact met hem, mede gelet op de weerstand die de kinderen bestaat, niet in hun belang. Ook omdat er verder geen zorgen over de kinderen zijn. Zij ontwikkelen zich beiden goed. De gecertificeerde instelling heeft een nieuwe jeugdbeschermer aan het gezin gekoppeld. De insteek van het komende halfjaar is om – samen met de moeder – aan [minderjarige 2] uit te leggen dat de vader hem graag wil zien en er voor hem wil zijn, ondanks dat dit in het verleden anders is geweest. Voor [minderjarige 1] geldt dat zij heeft aangegeven zelf contact te zullen zoeken met de vader wanneer zij daar klaar voor is. De gecertificeerde instelling meent dat de middelen verder uitgeput zijn.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder geeft aan dat het verlengen van de ondertoezichtstelling geen nut heeft. De kinderen weten dat zij contact mogen hebben met de vader, de moeder heeft dit al heel vaak aan hen verteld, maar zij geven zelf aan dat zij op dit moment geen contact willen. De moeder en de kinderen hebben de afgelopen jaren meegewerkt aan alle hulpverlening. De afspraken met hulpverleningsinstanties vergen veel van de moeder en de kinderen. De moeder hoopt dat de kinderen – als zij wat ouder zijn – zelf contact zullen opnemen met de vader.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Het gaat goed met de kinderen in de thuissituatie bij de moeder en zij ontwikkelen zich goed. Het zou voor hun identiteitsontwikkeling goed zijn als zij ook onbelast contact met de vader konden hebben, maar het ontbreken van dit contact vormt naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende reden om de ondertoezichtstelling opnieuw te verlengen. Daarbij is ten eerste van belang dat uit de overgelegde stukken volgt dat er verder geen zorgen zijn over de kinderen. Daarnaast is het, ondanks de nodige hulpverlening die de gecertificeerde instelling de afgelopen jaren heeft ingezet niet gelukt om de situatie te verbeteren. Niet alleen lijkt het maximaal haalbare wat de hulpverlening betreft bereikt, maar de kinderen lijken ook veel druk te ervaren van de hulpverleningstrajecten. De kinderrechter wijst het verzoek daarom af. De kinderrechter geeft de moeder mee dat het voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen goed is om fijn contact met allebei de ouders te hebben en dat de moeder daarin, in wat zij in woorden en op gevoelsniveau uitdraagt, voor de kinderen van betekenis kan zijn. De kinderrechter hoopt dat de kinderen – in de toekomst – ruimte vinden om het contact met de vader te herstellen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2022 door mr. J.J. Peters, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.