ECLI:NL:RBDHA:2022:905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
C/09/621633 / JE RK 21-2848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 26 januari 2022 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van zes minderjarigen. De zaak is gestart naar aanleiding van verzoekschriften die op 1 december 2021 zijn ingediend. De kinderen, die in een kwetsbare situatie verkeren, zijn getuige en slachtoffer geweest van huiselijk geweld en hebben een belast verleden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen in de thuissituatie. De ouders, de moeder en de vader, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over enkele van de kinderen, terwijl de moeder alleen het gezag heeft over de jongste kinderen. De kinderrechter heeft de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, waarbij de ondertoezichtstelling is verlengd tot 27 januari 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van drie maanden is verleend. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er onderzoek moet worden gedaan naar de opvoedkwaliteiten van de moeder en de opvoedbehoeften van de kinderen, en dat de situatie over drie maanden opnieuw zal worden beoordeeld. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 8 februari 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/621633 / JE RK 21-2848
Datum uitspraak: 26 januari 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en (verlenging) machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van de op 1 december 2021 ingekomen verzoekschriften van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;

[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;

[minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3]

[minderjarige 4]geboren op [geboortedag 4] 2019 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] ;

[minderjarige 5], geboren op [geboortedag 5] 2020 te [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 5] ,

[minderjarige 6]geboren op [geboortedag 6] 2021 te [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 6] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
bijgestaan door advocaat: mr. B.S. van Haeften te Den Haag,

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de verzoekschriften met bijlagen.
Op 26 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mw. [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, via telefonische verbinding;
- de advocaat van de moeder;
- de vader.
Tijdens de zitting heeft de advocaat van de moeder een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
- [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] zijn erkend door de vader.
- De moeder is eenhoofdig belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] .
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk op een crisisgroep van Leger des Heils.
- [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] verblijven feitelijk in een pleeggezin.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 januari 2021 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] onder toezicht gesteld van 27 januari 2021 tot 27 januari 2022.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 september 2021 de machtiging verleend om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 20 september 2021 tot 27 januari 2022. Daarnaast heeft de kinderrechter voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [minderjarige 4] en [minderjarige 5] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 september 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 6] verlengd van 3 oktober 2021 tot 27 januari 2022, alsmede voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [minderjarige 6] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de periode van één jaar, tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de periode van één jaar, tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] in een voorziening voor pleegzorg voor de periode van één jaar en tot machtiging om [minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de periode van één jaar.
De gecertificeerde instelling heeft de verzoeken als volgt gemotiveerd. Er zijn nog steeds ernstige zorgen over de veiligheid en de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen hebben een belast verleden en zijn getuige én slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Ook waren er zorgen over vermeend seksueel misbruik van [minderjarige 3] . Aangezien de ouders elkaar bleven opzoeken en zich niet hielden aan de gemaakte veiligheidsafspraken, zijn de kinderen in september 2021 uit huis geplaatst. Hoewel de moeder goede opvoedvaardigheden laat zien, zijn er ook signalen van overbelasting waarbij zij de opvoedvaardigheden moeilijker kan vasthouden. Daarnaast heeft de moeder de afgelopen periode wisselend meegewerkt met de hulpverlening. Ten aanzien van de vader heeft de gecertificeerde instelling zorgen over zijn alcohol- en drugsproblematiek. Ook meent de gecertificeerde instelling dat de vader onvoldoende zicht heeft op wat goed is voor de kinderen. De gecertificeerde instelling is bezorgd dat de ouders weer terug zullen vallen in de oude patronen en daarmee niet in staat zijn om het belang van de kinderen boven hun eigen belang te plaatsen. Ook bestaat de zorg dat de kinderen weer getuige en/of slachtoffer zullen worden van huiselijk geweld. De gecertificeerde instelling vindt het daarom noodzakelijk dat de kinderbeschermingsmaatregelen worden verlengd. Het komende jaar dienen de behandeltrajecten van de ouders voortgezet te worden en moeten de ouders leren communiceren met elkaar. Daarnaast moet er het komende jaar duidelijkheid komen over het opvoedperspectief van de kinderen. Er is een perspectiefonderzoek aangevraagd voor de moeder en de kinderen bij de WSGV. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat het onderzoek ten aanzien van de moeder en de jongste drie kinderen in het eerste kwartaal van 2022 zal starten. Aan de hand van gesprekken en observaties zal onderzoek worden gedaan naar de opvoedkwaliteiten van de moeder en de opvoedbehoeften van de kinderen. Na afronding van dit onderzoek zal gestart worden met het onderzoek naar de oudste drie kinderen.
Tot er duidelijkheid is over het opvoedperspectief van de kinderen is er geen mogelijkheid tot een thuisplaatsing bij de moeder.
De gecertificeerde instelling onderzoekt wel of het mogelijk is om de moeder en [minderjarige 6] in een moeder-kindhuis te plaatsen, aangezien het belangrijk is dat [minderjarige 6] hecht aan de moeder. Hoewel de moeder eigenlijk niet in aanmerking komt voor een plek bij een moeder-kindhuis, kijkt de gecertificeerde instelling of hier toch een mogelijkheid voor is.
Ten aanzien van de omgang met de vader merkt de gecertificeerde instelling op dat zij graag een omgangsregeling opzet, maar dat dit enige tijd vergt omdat het om zes kinderen gaat. Hierbij komt dat het belangrijk is dat de omgangsregeling stapsgewijs wordt opgebouwd, omdat het anders te belastend is voor de kinderen. Volgens de gecertificeerde instelling dienen de bezoeken met de vader begeleid te zijn. Daarbij zou het de eerste drie maanden gaan om één bezoek per vier weken. Indien dit goed verloopt kan de omgang na drie maanden worden uitgebreid naar één bezoek per twee weken.
Door en namens de moeder is ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Er is wel verweer gevoerd tegen de (verlenging van de) machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. Daartoe heeft de moeder aangevoerd dat de relatie met de vader echt is verbroken en dat de bezorgdheid over mogelijk nieuw huiselijk geweld ongegrond is. De moeder wil niet meer dat de vader bij haar thuis komt. Dat dit recent wel het geval was. Had vooral een praktische reden. Wel wil zij in het belang van de kinderen met hem leren communiceren. De moeder merkt daarbij op dat de ouders een intakegesprek hebben gehad bij Ouderschap Blijft om zo aan de ouderrelatie te werken. Daarnaast werkt de moeder hard aan zichzelf. Zij gaat één keer in de twee weken naar een psycholoog en wordt intensief begeleid door Kwintus. De afgelopen tijd zijn er dus veel positieve veranderingen aan de zijde van de moeder. De gecertificeerde instelling heeft daarentegen behoorlijke steken laten vallen, aldus de moeder. Zo is het gezin pas in december 2021 aangemeld voor een perspectiefonderzoek, is de omgangsregeling nog steeds niet uitgebreid en is er nog geen ambulante hulpverlening aangevraagd voor de moeder. Vanwege de lakse werkwijze van de gecertificeerde instelling zit er geen voortgang in de zaak. Dat is temeer kwalijk omdat de moeder een woning toegewezen heeft gekregen waar alle kinderen kunnen verblijven. De moeder dient in maart 2022 kenbaar te maken wat het perspectief van de kinderen is. Indien het perspectief van de kinderen dan niet duidelijk is, zal de moeder haar woning wellicht kwijtraken en een kleinere woning toegewezen krijgen. Het is daarom essentieel dat er snel duidelijkheid komt over het toekomstperspectief van de kinderen. De moeder meent dat zij over voldoende opvoedvaardigheden beschikt en dat de kinderen teruggeplaatst kunnen worden. De moeder verzoekt primair dan ook om de (verlenging van de) machtiging uithuisplaatsing af te wijzen. Indien de kinderrechter oordeelt dat een thuisplaatsing op dit moment nog niet aan de orde is, verzoekt de moeder om het verzoek toe te wijzen voor maximaal drie maanden om zo druk op de ketel te houden.
De vader heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Ten aanzien van de (verlenging van de) machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen, heeft de vader zich ter zitting aangesloten bij hetgeen de advocaat van de moeder naar voren heeft gebracht. Daarnaast heeft de vader aangegeven dat hij al bijna elf maanden onder behandeling staat voor zijn agressieproblemen en drankgebruik. Hij zegt veel baat te hebben bij de behandeling. De vader begrijpt niet waarom hij zo weinig omgang heeft met de kinderen en zou hier graag verandering in willen zien.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
Er zijn nog steeds ernstige zorgen over de ontwikkeling en de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie. De kinderen hebben een belast verleden. Zij zijn in het verleden getuige én slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Aangezien de kinderen last kunnen hebben of kunnen krijgen van de gebeurtenissen die in de thuissituatie hebben plaatsgevonden, vindt de kinderrechter het belangrijk dat er een jeugdbeschermer bij de kinderen betrokken blijft. De jeugdbeschermer houdt toezicht op de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. Daarnaast zorgt de jeugdbeschermer ervoor dat – indien noodzakelijk – de juiste hulp voor de kinderen en de ouders wordt ingezet. De kinderrechter wijst het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling toe voor de verzochte duur.
Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat er onderzoek wordt verricht naar de opvoedkwaliteiten van de moeder en de opvoedbehoeften van de kinderen, zodat duidelijk wordt waar het perspectief van de kinderen ligt. De komende periode wordt gestart met het onderzoek, dat zo snel mogelijk afgerond moet worden, ook wat betreft de oudste kinderen. Tot er meer duidelijkheid is over het opvoedperspectief van de kinderen, dienen zij te blijven wonen waar ze nu wonen. De gecertificeerde instelling heeft naar voren gebracht dat er eerst onderzoek wordt gedaan naar de moeder en de jongste drie kinderen. De kinderrechter geeft de gecertificeerde instelling in overweging of de volgorde van het onderzoek niet omgedraaid kan worden, zodat eerst gekeken wordt of een thuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot de mogelijkheden behoort. Zij verblijven op dit moment al langere tijd op een crisisplek, terwijl bij de moeder wel goede opvoedkwaliteiten worden gezien.
De kinderrechter wijst het verzoek tot de (verlenging van de) machtiging uithuisplaatsing toe voor de duur van drie maanden en houdt het verzoek aan voor het overige. Over drie maanden zal opnieuw naar de situatie worden gekeken en zal er meer duidelijk over het perspectief van de kinderen zijn.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6]van 27 januari 2022 tot 27 januari 2023 met behoud van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging om
[minderjarige 1] en [minderjarige 2]gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 27 januari 2022 tot 27 april 2022;
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging om
[minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6]gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 27 januari 2022 tot 27 april 2022;
en
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering om
[minderjarige 3]gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 27 januari 2022 tot 27 april 2022;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 27 april 2022;
verzoekt de gecertificeerde instelling om
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan voornoemde zitting een voortgangsverslag te overleggen en haar standpunt ten aanzien van het aangehouden deel van het verzoek kenbaar te maken;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder: mr. B.S. van Haeften te Den Haag;
- de vader.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 februari 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.