ECLI:NL:RBDHA:2022:904
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de ontwikkeling en veiligheid
In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 januari 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, aanwezig zijn. De ouders van [minderjarige] hebben de afgelopen tijd een positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar de kinderrechter is van mening dat deze ontwikkeling nog pril is en dat de komende tijd, gezien de medische situatie van [minderjarige], spannend zal zijn voor het gezin. Daarom is het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken wordt, die een coördinerende rol zal vervullen en als aanspreekpunt voor de ouders zal fungeren wanneer de hulpverlening niet goed loopt.
De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling toegewezen voor een periode van zes maanden, wat de kinderrechter passend acht om het behandelplan en -traject van [minderjarige] vorm te geven. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, omdat zij zich zorgen maken over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige]. De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek, waarbij zij hebben aangegeven dat zij de afgelopen tijd flinke stappen hebben gezet en dat er al veel hulpverlening betrokken is. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat, ondanks de positieve ontwikkelingen, de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de zorg voor [minderjarige] te waarborgen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 8 februari 2022.