Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit dat aan eiser is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die in 2017 met een C-visum Europa is ingereisd, heeft nooit rechtmatig verblijf aangevraagd en is sindsdien niet meer vertrokken. Het bestreden besluit verplicht eiser om binnen 28 dagen het grondgebied van de Europese Unie te verlaten, omdat hij niet rechtmatig in Nederland verblijft.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en voert aan dat het terugkeerbesluit geen motivering bevat voor het onttrekkingsrisico en dat de verkorte vertrektermijn van 28 dagen niet voldoende is gemotiveerd. Hij verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2019 ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft bestreden dat hij een onderdaan is van een derde land en dat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd.
De rechtbank oordeelt verder dat de staatssecretaris op grond van de Vreemdelingenwet eiser een vertrektermijn van 28 dagen heeft gegund, wat in overeenstemming is met de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank stelt vast dat de nationale wetgever deze termijn als passend heeft aangemerkt voor vrijwillig vertrek. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat van het opleggen van een terugkeerbesluit zou moeten worden afgezien. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.