Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Het beroep tegen de bewaringsmaatregel moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Overwegingen
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] staat bij een beroep tegen een bewaringsmaatregel, indien geen sprake is van feitelijke onderbrekingen, ook het gehele voortraject vanaf de staandehouding ter beoordeling. De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak geen sprake is geweest van dergelijke feitelijke onderbrekingen, zodat alle door eiser aangevoerde gronden in het beroep tegen de ophouding, ook in het beroep tegen de later opgelegde bewaringsmaatregel kunnen worden aangevoerd. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting desgevraagd niet kunnen aangeven wat in dit geval materieelrechtelijk de toegevoegde waarde is van het beroep tegen de ophouding. De rechtbank zal daarom beide beroepen aanmerken als één beroep gericht tegen de bewaringsmaatregel.
Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
“ […] De hulpofficier van justitie […] geeft machtiging aan: […] om voor zover zulks nodig is ter uitzetting of overdracht, overeenkomstig artikel 27, 44a, of 45 van de Vreemdelingenwet 2000 dan wel voor inbewaringstelling overeenkomstig artikel 59, 59a, of 59b van de Vreemdelingenwet 2000, […]”
la. VREEMDELINGRECHTELIJKE AANLEIDING”is opgenomen dat eiser is staandegehouden op grond van artikel 50a van de Vw. Zoals volgt uit artikel 50a van de Vw heeft eiser als Dublinclaimant in afwachting van de feitelijke overdracht rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder m, van de Vw. Van enige onduidelijkheid of te ruime en/of niet nauwkeurige formulering, is de rechtbank dan ook niet gebleken. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
25 augustus 2022.
Nu het niet in de lijn der verwachting ligt dat eiser zal meewerken aan vrijwillig vertrek, staat volgens verweerder vast dat gedwongen overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is. Daarom is er voor eiser een vlucht geboekt op 25 augustus 2022. Wat eiser heeft aangevoerd over deze gronden, kan aan de feitelijke juistheid ervan niet afdoen. De stelling dat eiser vliegangst heeft is niet met (medische) documenten onderbouwd en maakt reeds daarom niet dat eiser niet kan worden tegengeworpen dat hij niet meewerkt aan zijn overdracht.
Verder ligt de door eiser gestelde vrees voor terugkeer vanwege problemen met personen van een andere clan, niet ter toetsing voor in dit beroep en kan reeds daarom niet leiden tot een ander oordeel. Overigens wijst de rechtbank erop dat het door eiser ingestelde beroep tegen het overdrachtsbesluit niet-ontvankelijk is verklaard en dat ook het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar tegen de feitelijke overdracht waarnaar eiser heeft verwezen, is afgewezen.
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
D.K. Bloemers, griffier.