ECLI:NL:RBDHA:2022:9032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
NL22.16508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Letse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 17 augustus 2022, waarbij hij in bewaring was gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onzorgvuldig was genomen, omdat tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling belangrijke vragen niet waren gesteld. Hierdoor was eiser onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze en persoonlijke belangen naar voren te brengen. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en dat eiser recht had op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van € 1000 aan schadevergoeding en € 1518 aan proceskosten aan eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16508

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 26 augustus 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1986 en de Letse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank, indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring, aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiser voert aan dat verweerder tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling ten onrechte meerdere belangrijke vragen niet heeft gesteld. Zo is hem niet gevraagd of hij een partner en kinderen heeft in Nederland, of wat zijn zienswijze is ten aanzien van de voorgenomen inbewaringstelling. Verder is er niet gevraagd of er volgens eiser sprake is van omstandigheden die zouden moeten leiden tot het toepassen van een lichter middel. Hier had eiser kunnen aanvoeren dat hij verblijft bij stichting Regenboog. Daardoor is in de maatregel van bewaring onvoldoende gemotiveerd waarom eiser, in het kader van een lichter middel, niet bij stichting Regenboog mag verblijven. Daarom is er volgens eiser sprake van een motiveringsgebrek. Verder is ook zijn recht op rechtsbijstand geschonden. In het gehoor voorafgaand aan de bewaring heeft eiser aangegeven dat hij geen advocaat had. Eiser is van mening dat verweerder door had moeten vragen of het gehoor mocht aanvangen zonder de aanwezigheid van een advocaat.
4. Uit het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling van 17 augustus 2022 blijkt dat aan eiser het volgende is gevraagd:
‘Op basis van de door u verstrekte informatie zult u in bewaring worden gesteld en uw
dossier zal worden overgedragen aan de DT&V. U zult worden uitgezet naar Letland en
dient minimaal 3 maanden in Letland ( of een ander land van de EU met uitzondering van
Nederland) te verblijven en daar bestendig verblijf moet opbouwen. Heeft u nog vragen.’
Door deze vraagstelling wordt eiser onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze op de voorgenomen inbewaringstelling naar voren te brengen. Er wordt niet gevraagd naar de mening van eiser, enkel of hij nog vragen heeft. Verder blijkt uit het proces-verbaal niet dat aan eiser is gevraagd of er redenen zijn om in zijn geval te kiezen voor het toepassen van een lichter middel. Eiser stelt een vaste verblijfplaats te hebben bij stichting Regenboog. Dit had hij in het kader van het lichter middel kunnen aanvoeren.
5. Eiser is onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze en eventuele persoonlijke belangen in relatie tot de voorgenomen inbewaringstelling (een bezwarend besluit) naar voren te brengen. Het gehoor is dan ook niet goed afgenomen. Nu sprake is van een onzorgvuldig gehoor, leidt dit tot een onrechtmatige maatregel. Omdat eiser niet al zijn eventuele persoonlijke belangen naar voren heeft kunnen brengen, zijn deze ook niet meewogen in de maatregel van bewaring. In de maatregel wordt nu enkel ingegaan op eisers medische problematiek en het ontbreken van een paspoort. De maatregel is daarom onvoldoende gemotiveerd. Dat betekent dat de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig is.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd behoeft geen bespreking meer.
7. De maatregel van bewaring was vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 10 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 10 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1000.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1000 (duizend euro) te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518 (vijftienhonderdachttien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.