Op 5 september 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige voogdij over een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. Deze minderjarige werd op 4 september 2022 opgepakt samen met twee meerderjarige vrouwen in verband met een winkeldiefstal. Tijdens de aanhouding had zij papieren van iemand anders bij zich en gaf aan uit Griekenland te komen, waar zij met haar vader, stiefmoeder en broertje naartoe was gekomen. Het adres dat zij opgegeven had, bleek niet bereikbaar en de vader was daar niet ingeschreven, waardoor de verblijfplaats van de gezaghebbende ouder onduidelijk was. De kinderrechter oordeelde dat er een risico op wegloopgedrag bestond indien [minderjarige] in een open instelling zou worden geplaatst.
De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, en de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering betrokken bij de zaak. Het verzoek was gericht op het verkrijgen van voorlopige voogdij en een spoedmachtiging voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter oordeelde dat er ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen waren die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmerden. Daarom was het noodzakelijk om haar uit huis te plaatsen in een gesloten instelling om te voorkomen dat zij zich aan de zorg zou onttrekken.
De kinderrechter heeft besloten om Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met de voorlopige voogdij te belasten en verleende een spoedmachtiging voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de behandeling van het verzoekschrift voor het overige is aangehouden tot een zitting op 12 september 2022. De kinderrechter heeft ook gelast dat de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instelling, [minderjarige] en haar advocaat, mr. P. Drenth, worden opgeroepen voor deze zitting.