ECLI:NL:RBDHA:2022:9008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
C/09/634740 / FA RK 22-5844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij en spoedmachtiging tot plaatsing in gesloten accommodatie voor jeugdhulp

Op 5 september 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige voogdij over een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. Deze minderjarige werd op 4 september 2022 opgepakt samen met twee meerderjarige vrouwen in verband met een winkeldiefstal. Tijdens de aanhouding had zij papieren van iemand anders bij zich en gaf aan uit Griekenland te komen, waar zij met haar vader, stiefmoeder en broertje naartoe was gekomen. Het adres dat zij opgegeven had, bleek niet bereikbaar en de vader was daar niet ingeschreven, waardoor de verblijfplaats van de gezaghebbende ouder onduidelijk was. De kinderrechter oordeelde dat er een risico op wegloopgedrag bestond indien [minderjarige] in een open instelling zou worden geplaatst.

De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, en de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering betrokken bij de zaak. Het verzoek was gericht op het verkrijgen van voorlopige voogdij en een spoedmachtiging voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter oordeelde dat er ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen waren die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmerden. Daarom was het noodzakelijk om haar uit huis te plaatsen in een gesloten instelling om te voorkomen dat zij zich aan de zorg zou onttrekken.

De kinderrechter heeft besloten om Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met de voorlopige voogdij te belasten en verleende een spoedmachtiging voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de behandeling van het verzoekschrift voor het overige is aangehouden tot een zitting op 12 september 2022. De kinderrechter heeft ook gelast dat de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instelling, [minderjarige] en haar advocaat, mr. P. Drenth, worden opgeroepen voor deze zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/634740 / FA RK 22-5844
Datum uitspraak: 5 september 2022

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige voogdij; spoedvoorzieningSpoedmachtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp; spoedvoorziening
in de zaak naar aanleiding van het op 5 september 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] , advocaat: mr. P. Drenth.

De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de mondelinge instemmingsverklaring, telefonisch verkregen op 5 september 2022 van de heer Arends, een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.3, derde lid van de Jeugdwet.

Feiten

Er zijn geen BRP-gegevens over [minderjarige] bekend.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek

Het verzoek strekt er toe de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] en tot het verlenen van een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met toepassing van het bepaalde in artikel 800, derde lid, en artikel 809, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Beoordeling

De Nederlandse rechter komt in deze zaak rechtsmacht toe omdat [minderjarige] feitelijk in Nederland verblijft op het tijdstip van indiening van het verzoek. De kinderrechter past in deze procedure Nederlands recht toe.
Op grond van de inhoud van het verzoekschrift is de kinderrechter van oordeel dat er op dit moment van moet worden uitgegaan dat [minderjarige] niet onder het vereiste wettelijke gezag staat of het gezag over haar niet wordt uitgeoefend. Om de belangen van [minderjarige] te kunnen behartigen, acht de kinderrechter het dringend en onverwijld noodzakelijk om in gezagsuitoefening van de minderjarige te voorzien.
Voorts is het naar het oordeel van de kinderrechter, op grond van de informatie zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen, dringend en onverwijld noodzakelijk [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Er is sprake van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren – of een ernstig vermoeden dat daarvan sprake is. Deze problemen maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de zorg die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken, zonder dat een machtiging in de zin van in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet kan worden afgewacht.
Op basis van de stukken acht de kinderrechter voldoende aannemelijk dat onderzoek door de gedragswetenschapper in de onderhavige situatie feitelijk niet mogelijk was. De kinderrechter acht het evenwel noodzakelijk dat [minderjarige] zo snel mogelijk wordt onderzocht door een gedragswetenschapper. De schriftelijke instemmingsverklaring dient uiterlijk op 9 september 2022 bij de rechtbank te zijn ingediend.
Het verhoor van de verzoeker en de belanghebbenden kan naar het oordeel van de kinderrechter niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . De reden daarvoor is dat [minderjarige] op 4 september 2022 met twee meerderjarige vrouwen is opgepakt in verband met winkeldiefstal. [minderjarige] heeft de papieren van een ander bij zich. Zij geeft aan dat zij uit Griekenland komt en dat zij hier met haar vader, stiefmoeder en broertje naartoe is gekomen. Een van de meerderjarige vrouwen geeft aan dat ze de stiefmoeder van [minderjarige] is. Op het adres dat [minderjarige] heeft opgegeven wordt niet opengedaan en de vader staat hier niet ingeschreven. Hierdoor is momenteel onduidelijk waar de gezaghebbende ouder van [minderjarige] zich bevindt. Daarnaast bestaat er een groot risico op wegloopgedrag indien [minderjarige] in een open instelling wordt geplaatst. De verzochte maatregelen zijn nodig om de onmiddellijke belangen van [minderjarige] te behartigen en haar veiligheid te waarborgen.
Het verhoor zal op hierna te melden zitting plaatsvinden.
Daarom zal – met toepassing van artikel 800, derde lid, en artikel 809, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering – als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
belast Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met de voorlopige voogdij over [minderjarige] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verleent een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet van 5 september 2022 tot 19 september 2022;
houdt de behandeling van het verzoekschrift voor het overige aan tot de zitting van:
12 september 2022 te 10:45 uur;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • de Raad voor de Kinderbescherming;
  • Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering;
  • [minderjarige] ;
  • de advocaat van [minderjarige] , mr. P. Drenth.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2022.
De griffier is buiten staat de beschikking te ondertekenen.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.