ECLI:NL:RBDHA:2022:8998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
NL22.799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onzorgvuldigheid en ongeloofwaardigheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Angolese vrouw, heeft asiel aangevraagd omdat zij uit Angola is gevlucht vanwege ernstige problemen met de politie, die haar en haar dochter zou hebben verkracht en haar pleegzoon zou hebben doodgeschoten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag afgewezen, omdat de relatie van eiseres met haar vriend en de problemen met de politie niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 14 juli 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat eiseres pas na het nader gehoor aan een FMMU-onderzoek is onderworpen. Dit zorgvuldigheidsgebrek werd echter gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet is gebleken dat eiseres hierdoor in haar belangen is geschaad. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiseres over haar asielmotieven ongeloofwaardig zijn, omdat zij tegenstrijdige en vage verklaringen heeft afgelegd over essentiële zaken van haar relaas. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.799
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Roelofsen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. F. Saglik).
ProcesverloopBij besluit van 20 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van [A] . Als tolk is verschenen
I. Zeedijk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1976 en van Angolese nationaliteit, heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij uit Angola is gevlucht door problemen die zij vanwege haar vriend [vriend] (hierna te noemen: F.) met de politie heeft gekregen. Politieagenten die bij eiseres thuis kwamen op zoek naar F., hebben eiseres en haar oudste dochter verkracht en haar pleegzoon doodgeschoten. De pleegzoon van eiseres had bij dit incident een embleem van het uniform van een van de politieagenten afgetrokken. De buurtbewoner die later het embleem bewaarde, werd vermoord. Eiseres kan niet naar Angola terugkeren omdat zij vreest door de politie te worden vermoord.
Het bestreden besluit
2. Verweerder acht de door eiseres opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar niet de relatie van eiseres met F. en de daardoor ondervonden problemen met de politie. Verweerder wijst de asielaanvraag daarom af als ongegrond. [1]
Wat stelt eiseres in beroep?
3. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd, nu eiseres pas na het nader gehoor aan een FMMU-onderzoek is onderworpen en het nader gehoor niet goed is verlopen door, onder meer, spraakverwarring, een wisseling van de tolk en de hoorproblemen van eiseres. Bij de nabespreking is ook gebleken dat gedeeltes van het asielrelaas ontbreken. Verweerder had eiseres daarom aanvullend moeten horen, waarbij voorafgaand aan dat gehoor een FMMU-onderzoek had moeten plaatsvinden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?

Zorgvuldigheidsgebrek

4.1.
Verweerder heeft op zitting erkend dat er onzorgvuldig is gehandeld door aan eiseres pas na afloop van het nader gehoor een FMMU-onderzoek aan te bieden. In zoverre is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid. De rechtbank ziet echter aanleiding dit zorgvuldigheidsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [2] , omdat niet is gebleken dat eiseres door dit gebrek in haar belangen is geschaad.
4.1.1.
Verweerder heeft op zitting toegelicht dat ten aanzien van eiseres met extra aandacht is beoordeeld of het nader gehoor door kon gaan. Verder blijkt uit het gehoorverslag dat de gehoormedewerker zich tijdens het gehoor op meerdere momenten heeft vergewist hoe het met eiseres gaat en dat eiseres meerdere keren heeft verklaard dat zij zich goed voelt en met het gehoor door kan gaan. Het medisch advies, dat vrijwel direct na het nader gehoor is uitgebracht, bevat ook geen aanknopingspunten voor de conclusie dat er op de dag van het gehoor belemmeringen waren voor het horen van eiseres. Uit dit medisch advies blijkt weliswaar dat eiseres moeite heeft met het noemen van data uit het verleden, maar het zwaartepunt van de tegenwerpingen in het bestreden besluit ligt juist niet op data. Daarbij komt dat eiseres in de correcties en aanvullingen niet heeft aangegeven welke van haar verklaringen op het niveau van de relevante bijzonderheden onjuist zijn afgelegd of weergegeven wegens het zorgvuldigheidsgebrek. Ook ter zitting heeft eiseres dan wel haar gemachtigde dit desgevraagd niet kunnen aangeven. Eiseres heeft evenmin nader geconcretiseerd dat het treffen van extra processuele waarborgen tot andersluidende verklaringen zou hebben geleid. Dat eiseres doofheids- en spraakklachten heeft die haar zouden hebben belemmerd om te verklaren is niet onderbouwd en komt ook niet naar voren uit het FMMU-advies. Gelet op dit alles is de omstandigheid dat eiseres medische klachten heeft onvoldoende voor de conclusie dat zij niet in staat was om adequaat over haar asielmotieven te verklaren en dat verweerder daarom niet van haar verklaringen mocht uitgaan.
4.1.2.
De stelling van eiseres dat gedeelten van het asielrelaas ontbreken in het nader gehoor leidt niet tot een ander oordeel, omdat eiseres in de correcties en aanvullingen het asielrelaas alsnog had kunnen aanvullen. Eiseres is bovendien op meerdere momenten in het nader gehoor gevraagd of zij alles heeft verteld, waarop zij bevestigend heeft geantwoord. Dat eiseres daartoe onvoldoende gelegenheid zou hebben gekregen blijkt ook niet uit het gehoorverslag. Hoewel uit het gehoorverslag wel kan worden opgemaakt dat het gehoor niet altijd even soepel is verlopen, is de rechtbank niet gebleken dat dit tot evidente onjuistheden in de verklaringen van eiseres op het niveau van de relevante bijzonderheden heeft geleid. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat verweerder niet van de verklaringen van eiseres in het nader gehoor mocht uitgaan.
4.1.3.
Het betoog van eiseres dat verweerder haar aanvullend moet horen vanwege het ten aanzien van het FMMU-onderzoek geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek, slaagt gezien het voorgaande niet.

Ongeloofwaardigheid verklaringen

4.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het voornemen uitgebreid heeft gemotiveerd waarom hij de verklaringen van eiseres over haar problemen in Angola ongeloofwaardig acht. In de zienswijze en de beroepsgronden heeft eiseres met betrekking tot deze tegenwerpingen geen inhoudelijke gronden aangevoerd. Op zitting heeft eiseres weliswaar enkele punten naar voren gebracht die verweerder haar ten onrechte zou hebben tegengeworpen, maar dit is onvoldoende om de tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden weg te nemen.
4.2.1.
Eiseres heeft over essentiële zaken van haar asielrelaas tegenstrijdige, vage en summiere verklaringen afgelegd. Eiseres heeft wisselend verklaard over de aard van haar gestelde relatie met F., weet niet wat F. voor werk deed, wanneer zij elkaar ontmoet hadden, waarom de politie F. zocht en waarom de politie haar moest hebben vanwege de zaken van F. Verweerder stelt niet ten onrechte dat het niet kunnen verklaren over deze aspecten afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Verweerder heeft eiseres verder niet ten onrechte niet gevolgd in het relaas over de gestelde moorden op haar pleegzoon en op de buurtbewoner die het embleem zou hebben bewaard. Van eiseres mocht worden verwacht dat zij deze gebeurtenissen met documenten onderbouwt, nu deze gebeurtenissen op de kern van het asielrelaas toezien. Ook heeft eiseres niet duidelijk gemaakt wat het belang van het embleem is.
Conclusie
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas niet kan leiden tot verlening van een verblijfsvergunning asiel.
6. Omdat de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Awb een gebrek in het bestreden besluit heeft gepasseerd, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder in de proceskosten van eiseres te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Wel heeft verweerder aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000 en bepaald dat het bestreden besluit hierom niet als een terugkeerbesluit geldt.
2.Algemene wet bestuursrecht.