Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eisende partij sub 1] ,
2. [eisende partij sub 2] ,
3. [eisende partij sub 3] ,
1.De procedure
2.De feiten in conventie en in reconventie
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
aandeelhouderzijn verricht en niet voor het niet-nakomen van verplichtingen als bestuurder van de vennootschap of in een andere hoedanigheid. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben niet gewezen op gedragingen van [gedaagde] verricht in de hoedanigheid van aandeelhouder, maar enkel op zijn gedragingen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst en op het niet verstrekken door hem van de overeengekomen geldlening aan de vennootschap. Verder is in dit kader niet van belang of [gedaagde] het belang van [eisende partij sub 2] als aandeelhouder heeft geschaad. Het belang van de vennootschap is het richtsnoer van de toetsing van het handelen van [gedaagde] . Alleen indien [gedaagde] het belang van de vennootschap schaadt of heeft geschaad, is plaats voor toewijzing van de op artikel 2:336 BW gestoelde vordering van [eisende partij sub 2] . Ook dat is gesteld noch gebleken. Integendeel, [eisende partij sub 2] stelt dat zij er recht op heeft om ervan te worden “gevrijwaard” dat [gedaagde] zal trachten [eisende partij sub 1 c.s.] te verhinderen de productie van [Musical ] zelf ter hand te nemen. Dit laatste vormt ook niet een zodanig nijpende situatie dat daarom het aandeelhouderschap van [gedaagde] acuut tot een einde moet komen, hetgeen wel noodzakelijk is voor toewijzing van een voorziening als deze in een kort geding. Het sub 7 gevorderde zal daarom worden afgewezen.