ECLI:NL:RBDHA:2022:8992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
C/09/600529 / FA RK 20-7024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en omgangsregeling van minderjarige na echtscheiding

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 juli 2022, is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2018, vastgesteld bij de vader. De rechtbank heeft deze beslissing genomen na een procedure die begon met een verzoek van de moeder op 6 oktober 2020. De ouders zijn gescheiden en de rechtbank had eerder op 26 april 2021 de echtscheiding uitgesproken. De behandeling van de nevenvoorzieningen, waaronder de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling, was aangehouden om de ouders de gelegenheid te geven om overleg te voeren. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en brieven van de moeder.

De rechtbank heeft overwogen dat de moeder de vader niet heeft betrokken bij haar verhuizing met de minderjarige naar [woonplaats X], wat in strijd is met het gezagsrecht van de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, waarbij de minderjarige ongeveer 3,5 dag per week bij elke ouder verblijft, goed functioneert. De rechtbank heeft ook de zorgen van beide ouders over elkaars opvoedsituaties in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de vader, die inmiddels hulpverlening heeft ontvangen voor zijn alcoholproblematiek, in staat is om voor de minderjarige te zorgen.

De rechtbank heeft de zorgregeling vastgesteld op basis van de adviezen van de Raad, waarbij de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld. De rechtbank heeft benadrukt dat de ouders moeten werken aan hun communicatie en samenwerking, en heeft parallel ouderschap als een mogelijke oplossing genoemd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-7024
Zaaknummer: C/09/600529
Datum beschikking: 12 juli 2022

Nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 6 oktober 2020 ingekomen verzoek van:

[naam X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats X] ,
advocaat: mr. J.J.S. Hennephof te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats Y] ,
advocaat: mr. R.R.J.A. Olie-Hallmans te Meppel.

Procedure

Bij beschikking van 26 april 2021 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De behandeling van de nevenvoorzieningen is aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen met elkaar overleg te voeren en indien nodig nadere stukken in het geding te brengen.
Bij beschikking van 23 september 2021 van deze rechtbank is, voor zover hier aan de orde:
  • de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek te bepalen dat zij gerechtigd is de kinderbijslag te ontvangen;
  • de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de raad) verzocht een onderzoek te verrichten zoals in de beschikking omschreven en de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
  • bepaald dat – in afwachting van het raadsonderzoek – als voorlopige zorgregeling zal gelden dat de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ,
van donderdag 10.30 uur tot maandag 8.30 uur bij de vrouw verblijft en van maandag 8.30 uur tot donderdag 10.30 uur bij de man, en dat de ouders elkaar - voor zover nodig en relevant - zullen informeren over [minderjarige] en dat zij zich hierbij zullen onthouden van verwijten en treiterijen;
- iedere verdere beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- het rapport en advies van de raad d.d. 1 april 2022, kenmerk [nummer] .
- de brief van 16 mei 2022, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- de brief van 2 juni 2022, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 14 juni 2022 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en M. van der Bom namens de raad. Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities en een nader stuk overgelegd.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
Raadsrapport
De raad heeft een onderzoek verricht en de rechtbank daarover gerapporteerd en advies uitgebracht. Uit het raadsrapport komt – verkort weergegeven – het volgende naar voren.
De zorgen van de raad liggen vooral in het gegeven dat de ouders strijden over de rug van [minderjarige] en zij beiden menen zijn belang daarin voorop te stellen. Het lukt ouders niet om in te zien dat de strijd ten koste zal gaan van [minderjarige] . Ook gaan zij voorbij aan zijn belang van een goed onderling contact, waarin [minderjarige] voldoende ruimte ervaart voor een onbelast contact met de andere ouders. Dit zal op den duur ten koste gaan van de ontwikkeling van [minderjarige] , zijn gehechtheid naar beide ouders en zijn loyaliteit naar hen.
Het contact tussen de ouders is, sinds zij uit elkaar zijn, wegens zorgen over en weer verslechterd en de ouders hebben op dit moment niet of nauwelijks contact met elkaar. De moeder heeft zorgen over de opvoedsituatie bij de vader thuis, onder meer omdat er volgens haar bij hem sprake is van een alcoholverslaving. De moeder meent dat de vader niet in staat is de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De vader heeft zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder thuis, dit onder meer omdat zij drie kinderen van drie verschillende vaders heeft en volgens de vader onvoldoende liefde toont aan [minderjarige] .
Verder staat in het rapport vermeld dat [hulpverlening voor mj] onderzoek heeft gedaan bij de vader. De vader is naar aanleiding van dit onderzoek voor zichzelf hulpverlening gestart. De hulpverlening is in november 2021 gestart bij [hulpverleningsinstantie] en hij volgt een zogenaamd 12stappenprogramma met een supportgroep. De vader is sinds eind december 2021 abstinent van het gebruik van alcohol. De vader is gemotiveerd voor de behandeling, heeft inzicht gekregen in zijn problematiek en ziet de noodzaak voor abstinentie. Ook staat hij open voor zelfreflectie en hulp. De psycholoog van de vader heeft op dit moment geen zorgen over hem. De raad acht de vorderingen van de vader op in het erkennen van zijn (alcohol)problematiek en het accepteren van hulpverlening. De vader heeft hierin goede stappen gemaakt, waardoor hij geen alcohol meer drinkt en hierin de juiste begeleiding krijgt. De raad verwacht dat de vader dit traject voortzet en positief afrondt, nu dit niet alleen hemzelf, maar ook [minderjarige] en het contact met de moeder ten goede komt.
Daarnaast staat in het rapport vermeld dat de vader moeite heeft met de aanwezigheid van de nieuwe partner van de moeder. Vanuit de optiek van de vader heeft deze nieuwe partner een rol gespeeld in de breuk tussen de ouders. De vader dient zich echter te realiseren dat deze partner inmiddels een belangrijke rol vervult in het leven en in de thuissituatie van [minderjarige] bij de moeder, aldus de raad. [minderjarige] heeft daardoor ook een eigen relatie met de partner van de moeder, waardoor negatieve uitspraken van de vader ook bij [minderjarige] hard aankomen. De vader zal moeten accepteren dat de partner ook met [minderjarige] activiteiten zal ondernemen, ook als dat betekent dat hij aanwezig zal zijn op plaatsen waar de vader ook zal zijn. Het is aan de vader om met zijn hulpverlening bij Ieder voor 1 en [hulpverleningsinstantie] te gaan werken naar acceptatie dan wel gedogen van de aanwezigheid van de partner en er zorg voor te dragen dat ontmoetingen niet leiden tot enig conflict.
Ten aanzien van de inschrijving van [minderjarige] merkt de raad op dat de moeder [minderjarige] , zonder de vader hierin te hebben gekend, heeft ingeschreven op haar adres en vervolgens op haar adres in [woonplaats X] . Ook heeft zij [minderjarige] zonder toestemming van de vader ingeschreven bij de kinderopvang en de bassischool. De raad meent dat de moeder hierin niet juist heeft gehandeld.
Ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] adviseert de raad om deze bij de vader vast te stellen. Kijkend naar de huidige opvoedsituatie beschouwt de raad de opvoedsituaties bij beide ouders voor [minderjarige] als goed en gelijkwaardig. Hoewel er zorgen zijn over de persoonlijke problematiek van de vader, heeft hij hiervoor al langere tijd passende hulpverlening, die positief verloopt, waardoor deze zorgen afnemen. Het vier-ogenbeleid dat door [hulpverlening voor mj] nodig was bevonden is afgerond, nu de vader stappen heeft gezet ter verbetering van zijn situatie. Deze hulp houdt vader abstinent waardoor hij zorg kan dragen voor [minderjarige] , aldus [hulpverlening voor mj] . De raad is het hier mee eens. De mate waarin ouders contact hebben met [minderjarige] staat los van waar hij zijn hoofdverblijfplaats zal hebben. Uit het contact met de ouders is gebleken dat, na het uit elkaar gaan, de eigenlijke intentie hadden om [minderjarige] in [woonplaats Y] op te laten groeien. De raad meent dat teruggegrepen moet worden op deze intentie om [minderjarige] zijn leven op te bouwen in [woonplaats Y] , hem daar te laten opgroeien, daar sociale contacten te laten hebben en uiteindelijk naar de basisschool te laten gaan. Door het besluit van de moeder om [minderjarige] zonder toestemming van de vader bij haar in te schrijven was dit niet meer uitvoerbaar.
Ten aanzien van de zorgregeling adviseert de raad als volgt. De raad heeft, anders dan de ouders zelf, geen zorgen over de huidige zorgregeling en het verblijf van [minderjarige] bij de vader of bij de moeder. De vader dient aan de moeder meer openheid van zaken over onder meer zijn hulpverleningstraject, om haar duidelijk te maken dat hij daarin betrouwbaar is, zodat haar zorgen zullen afnemen. De moeder dient met de vader te gaan overleggen. Beide ouders zullen ouders zich moeten gaan inzetten om hun samenwerking en communicatie te verbeteren. Parallel ouderschap is daarin een mogelijkheid, waarbij ouders in samenspraak met hun begeleiding vanuit Ieder voor 1 afspraken maken over hun communicatie en de overdracht van [minderjarige] tijdens het parallel ouderschap.
[minderjarige] ziet op dit moment beide ouders evenveel en even vaak (zo’n 3,5e dag per week). De overdrachten zorgen echter wel voor spanning tussen de ouders en daarmee wordt [minderjarige] belast, aangezien hij getuige is geweest van vervelende situaties tussen de ouders en tussen de vader en moeders partner. De ouders dienen, bijvoorbeeld in het kader van het traject voor paralellel ouderschap bij Ieder voor 1, te werken aan hun manier van communiceren tijdens de overdracht en zich te houden aan gemaakte afspraken. De raad vindt een evenredige verdeling van de zorg, waarbij [minderjarige] om de paar dagen wisselt, zoals nu het geval is, passend voor hem. Hier is hij aan gewend en daarbij kan hij ook een weekend bij de vader spenderen en kan hij op vrijdag met zijn broertje naar de kinderopvang in [woonplaats X] . Een week-op-week-afregeling vindt de raad gelet op zijn leeftijd niet passend. De raad adviseert de volgende 14-daagse zorgregeling:
[minderjarige] verblijft van maandagochtend tot donderdagochtend bij de vader (waarbij de vader vanaf de schoolperiode op maandagmiddag van school ophaalt, dinsdag en woensdag brengt en haalt en donderdagochtend naar school brengt en de moeder hem ’s middags van school ophaalt);
[minderjarige] verblijft hierna van donderdagochtend tot zaterdagochtend bij de moeder (waarbij de moeder vanaf de schoolperiode op donderdagmiddag ophaalt en vrijdag [minderjarige] naar school brengt en ophaalt);
[minderjarige] verblijft hierna van zaterdagochtend tot woensdagochtend bij de vader (waarbij de vader vanaf de schoolperiode op maandag en dinsdag [minderjarige] naar school brengt en ‘s middags ophaalt en de vader [minderjarige] op woensdagochtend naar school brengt en de moeder hem ’s middags van school ophaalt);
[minderjarige] verblijft tot slot hierna van woensdagochtend tot maandagochtend bij de moeder (waarbij de moeder vanaf de schoolperiode op woensdagmiddag van school ophaalt en donderdag en vrijdag [minderjarige] naar school brengt en ’s middags ophaalt). Hierna volgt weer punt 1;
Vakanties en feestdagen bij helfte.
Standpunten van partijen
De vader kan zich vinden in het advies van de raad ten aanzien van de zorgregeling, waarbij de vader wel de kanttekening plaatst dat de geadviseerde regeling volgens hem een ingewikkelde is. De moeder en hij delen al geruime tijd de zorg voor [minderjarige] en dat verloopt goed. Volgens hem kunnen zijn prima communiceren over feitelijke zaken, al lukt hen dit niet altijd. Er is weinig wederzijds vertrouwen tussen hen. De vader zou graag strakke afspraken maken en ziet daarvoor in parallel ouderschap een mogelijke oplossing. Hij wijst daarbij naar de handvatten die de raad in het raadsrapport heeft gegeven.
Ook kan de vader zich vinden in het advies ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . Volgens hem was het inderdaad de intentie van partijen om [minderjarige] op te laten groeien in [woonplaats Y] . De moeder is evenwel zonder zijn toestemming met [minderjarige] naar [woonplaats X] verhuisd. De vader meent dat de moeder dit niet heeft mogen doen en wijst daarbij naar de in de jurisprudentie ontwikkelde uitgangspunten en voorwaarden ten aanzien van een verhuizing met een kind. Gelet hierop en nu in het raadsrapport is opgenomen dat de opvoedsituaties bij de vader en de moeder gelijkwaardig zijn, verzoekt de vader de hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij maakt zich nog steeds ernstig zorgen over het alcoholprobleem van de vader. De vader is door zijn verslavingsproblematiek niet in staat om voor [minderjarige] te zorgen en de moeder vreest voor de veiligheid van [minderjarige] op de momenten dat hij bij de vader verblijft. De moeder wijst daarbij onder meer op een fietsongeluk van de vader met [minderjarige] en de melding die door de ex-vriendin van de vader is gedaan bij [hulpverlening voor mj] . De moeder wijst erop dat in het raadsrapport staat vermeld dat ook [hulpverlening voor mj] een langdurige behandeling van de vader noodzakelijk acht
.Volgens de moeder dient eerst sprake te zijn van een langdurig stabiele situatie bij de vader, voordat er contact kan zijn tussen hem en [minderjarige] , althans contact in de omvang die de vader wenst en die de raad adviseert. De moeder beaamt dat zij de vader niet om toestemming heeft verzocht om met [minderjarige] te mogen verhuizen, maar geeft aan dat de omstandigheden haar daartoe noopten. De moeder heeft met [minderjarige] moeten vertrekken op advies van de politie. Bovendien is haar handelswijze ook verder in het belang van [minderjarige] . Het betreft een ruime woning in [woonplaats Y] , waar [minderjarige] zijn eigen plek heeft. De kinderopvang waar zij hem heeft ingeschreven is gevestigd in hetzelfde gebouw als de basisschool en dichtbij de woning van de vrouw is gelegen. Voorts is de afstand tussen [woonplaats Y] en [woonplaats X] slechts enkele kilometers en leidt dit niet tot beperkingen van de contactmogelijkheden tussen de vader en [minderjarige] .
Overwegingen van de rechtbank
-
hoofdverblijfplaats
Ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] overweegt de rechtbank als volgt. De moeder heeft de vader, en daarmee ook de rechtbank, voor het voldongen feit gesteld dat zij inmiddels met [minderjarige] in [woonplaats X] woont. Zij heeft [minderjarige] zonder overleg met de vader op 25 augustus 2020 ingeschreven op haar adres en op 1 september 2021, nota bene na de vorige zitting waarin zij er reeds op is gewezen dat dit niet zo behoort en de daarop volgende beschikking, op het adres in [woonplaats X] . Ook heeft zij [minderjarige] in [woonplaats X] ingeschreven bij de kinderopvang en bij de basisschool, opnieuw zonder enig overleg met de man of notificatie hiervan. Dat moeder wellicht aanvankelijk op goede gronden (tijdelijk) heeft moeten vertrekken uit [woonplaats Y] , rechtvaardigt geenszins haar verdere handelswijze op dit vlak. Zij had ten minste moeten proberen de vader hierin te betrekken. Door dit niet te doen en door op deze wijze kennelijk toenemend eigengereid gebruik te maken van haar gezagsrecht, handelt zij in strijd met het gezagsrecht van de vader, maar ook niet in het belang van [minderjarige] . De rechtbank weegt dit dan ook ten nadele van de moeder mee. Nu het bepalen van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] veeleer juridisch van aard is (gelet op de feitelijke verdeling van de zorg bij helfte, die de rechtbank ook hierna zal bepalen), ziet de rechtbank mede gelet op het voorgaande aanleiding om deze bij de vader te bepalen. Daarbij speelt ook mee dat dit overeen stemt de oorspronkelijke intentie van partijen.
- reguliere zorgregeling
Vaststaat dat [minderjarige] op dit moment ongeveer 3,5e dag bij iedere ouder verblijft. Van maandagochtend tot donderdagochtend verblijft [minderjarige] bij de vader en van donderdagochtend tot maandagochtend verblijft hij bij de moeder. Deze regeling loopt nu al geruime tijd, kennelijk naar behoren, en [minderjarige] is aan deze regeling gewend. De hulpverlening die betrokken is (geweest), noch de raad, heeft aanleiding gezien deze regeling aan te passen, laat staan in te perken in die mate die de moeder voor ogen heeft. De door de moeder geuite zorgen zijn misschien begrijpelijk en invoelbaar, gelet op het verleden, maar dat deze tot op heden reëel zijn, blijkt dus niet. De rechtbank wijst er daarbij voorts op dat de door de moeder aangehaalde melding van de ex-partner van de vader dateert van voordat de hulpverlening voor hem is opgestart.
De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande dan ook geen aanleiding de huidige zorgregeling te veranderen, in die zin dat [minderjarige] minder bij de vader zou moeten verblijven. Een evenredige zorgverdeling acht de rechtbank dan ook, evenals de raad, passend voor [minderjarige] . De rechtbank zal de raad volgen in de geadviseerde zorgregeling, aangezien [minderjarige] in die regeling ook in de weekenden tijd kan doorbrengen met de vader en [minderjarige] kan dan op vrijdag naar de opvang in [woonplaats X] . Wat betreft de overdracht zal de rechtbank bepalen dat deze zoveel mogelijk op neutraal terrein moet plaatsvinden, tussen de ouders onderling, dus zonder aanwezigheid van derden.
Dit mede gelet op de grote spanningen die tussen de ouders bestaan, waarover de raad zijn zorgen heeft geuit, maar die de rechtbank ook (opnieuw) heeft bemerkt tijdens de zitting. Dit in het bijzonder nu de moeder een afbeelding van [minderjarige] op haar tafel wenste te zetten, om de rechtbank onder de aandacht te brengen over wie zij zou beslissen en nu de advocaat van de moeder in zijn pleitnotitie heeft gewezen op de klaarblijkelijk volgens hem op de rechtbank rustende verantwoordelijkheid voor de veiligheid van [minderjarige] , door te insinueren dat er wel mogelijk (weer) een ongeluk met hem zou kunnen gebeuren, indien zij tot een andere (ruimere) zorgregeling zou beslissen dan de moeder wenst. Het past geen van partijen in een op zichzelf al erg verdrietige procedure als deze om de rechtbank niet als instantie te benaderen, maar om te proberen het op de persoon achter de toga te spelen. Door dit te doen, zijn de zorgen voor de rechtbank over de verstoorde verhoudingen tussen de ouders alleen maar groter geworden, ook zeker de zorgen over de moeder. Kennelijk wordt niet ingezien dat de verantwoordelijkheid bij de ouders zelf ligt en dat zij door instandhouding van de tussen hen bestaande strijd, hun kind allebei ernstig benadelen. De rechtbank acht het dan ook zeer van belang dat de hulpverlening die al is ingezet wordt gecontinueerd en dat partijen zich zullen inzetten om hun samenwerking en communicatie te verbeteren. Zoals ook in het raadsrapport staat vermeld is parallel ouderschap hierin een mogelijkheid, waarbij ouders in samenspraak met hun begeleiding vanuit Ieder voor 1 afspraken maken over de communicatie en de overdracht van [minderjarige] tijdens het parallel ouderschap.
- vakanties en feestdagen
Ten aanzien van de vakanties en feestdagen overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de vast te stellen zorgregeling is de rechtbank van oordeel dat een verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte in het belang van [minderjarige] kan worden geacht. Te meer omdat ook de raad heeft geadviseerd de vakanties en feestdagen bij helfte te verdelen. Gelet op de verstoorde verhouding tussen de ouders acht de rechtbank een duidelijke regeling in het belang van [minderjarige] . Nu de door de vader verzochte regeling in de basis uitgaat van een verdeling bij helfte zal de rechtbank aansluiten bij deze regeling en conform beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
bepaalt dat de minderjarige bij de vader zal zijn:
- conform de volgende tweeweekse regeling:
[minderjarige] verblijft van maandagochtend tot donderdagochtend bij de vader (waarbij de vader vanaf de schoolperiode op maandagmiddag van school ophaalt, dinsdag en woensdag brengt en haalt en donderdagochtend naar school brengt en de moeder hem ’s middags van school ophaalt);
[minderjarige] verblijft hierna van donderdagochtend tot zaterdagochtend bij de moeder (waarbij de moeder vanaf de schoolperiode op donderdagmiddag ophaalt en vrijdag [minderjarige] naar school brengt en ophaalt);
[minderjarige] verblijft hierna van zaterdagochtend tot woensdagochtend bij de vader (waarbij de vader vanaf de schoolperiode op maandag en dinsdag [minderjarige] naar school brengt en ‘s middags ophaalt en de vader [minderjarige] op woensdagochtend naar school brengt en de moeder hem ’s middags van school ophaalt);
[minderjarige] verblijft tot slot hierna van woensdagochtend tot maandagochtend bij de moeder (waarbij de moeder vanaf de schoolperiode op woensdagmiddag van school ophaalt en donderdag en vrijdag [minderjarige] naar school brengt en ’s middags ophaalt). hierna volgt weer punt 1;
- waarbij de overdracht zolang er spanning bestaat zoveel mogelijk op neutraal terrein dient plaats te vinden zonder aanwezigheid van derden;
- waarbij de volgende regeling ten aanzien van vakanties en feestdagen heeft te gelden:
- de zomervakantie bij helfte (even jaren: de man de eerste drie weken en de oneven jaren de tweede drie weken) en tot de lagere school in ieder geval 1,5 week om 1,5 week;
- herfstvakantie: even jaren bij de vader en oneven jaren bij de moeder;
- krokusvakantie: even jaren bij de moeder en de oneven jaren bij de vader;
- meivakantie: bij helfte (even jaren vader eerste week en oneven jaren moeder);
- kerstvakantie: bij helfte in onderling overleg;
- Pasen/Pinksteren/Hemelvaart: in aansluiting op weekendregeling voor zover er een weekendregeling is, anders lopende regeling;
- Koningsdag: oneven jaren bij vader en even jaren bij de moeder;
- Sinterklaas: oneven jaren bij vader en even jaren bij moeder;
- Verjaardagen ouders: bij de ouder die jarig is;
- Verjaardag [minderjarige] : volgens de reguliere regeling, waarbij de andere ouder de gelegenheid krijgt om [minderjarige] te feliciteren. Ouders geven hier in onderling overleg vorm aan.
en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.M. Vingerling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Arreman-Mos, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2022.