ECLI:NL:RBDHA:2022:8930
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor visum kort verblijf in verband met bruiloft
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf, dat zij nodig had om de bruiloft van haar kleinzoon in Nederland bij te wonen. De minister van Buitenlandse Zaken, verweerder in deze zaak, had de aanvraag afgewezen op basis van twijfels over het doel van het verblijf, de middelen van bestaan en het vestigingsgevaar van verzoekster.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat verzoekster de bruiloft op een bepaalde datum wilde bijwonen. Echter, de rechter benadrukte dat het verzoek om een voorlopige voorziening slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden toegewezen, vooral als de afwijzing van het verzoek verzoekster in een onomkeerbare situatie zou brengen. De voorzieningenrechter stelde vast dat de gevraagde voorziening niet van voorlopig karakter was, omdat deze de komst van verzoekster naar Nederland zou mogelijk maken, wat in het kader van de visumprocedure ter beoordeling van verweerder staat.
De rechter concludeerde dat verweerder in redelijkheid kon twijfelen aan het voornemen van verzoekster om tijdig terug te keren naar Turkije, gezien haar economische en sociale bindingen daar. De voorzieningenrechter weegt het belang van de verweerder om illegale migratie te voorkomen zwaarder dan het belang van verzoekster om aanwezig te zijn op de bruiloft. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.