ECLI:NL:RBDHA:2022:8881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
C/09/607375 / HA RK 21-70
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van Nederlanderschap op basis van afstammingsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 10 februari 2021 was ingediend. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Karkache, heeft verzocht om vaststelling van zijn Nederlanderschap, dat hij zou ontlenen aan zijn overleden vader. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij door geboorte in een familierechtelijke relatie tot zijn vader is komen te staan. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de geboorteakte van verzoeker en de huwelijksdocumenten van zijn ouders, maar heeft geconcludeerd dat er geen rechtsgeldig huwelijk tussen de ouders was, wat noodzakelijk is voor de vaststelling van de afstammingsrelatie. De IND heeft ook aangegeven dat verzoeker niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, omdat de afgifte van een Nederlands paspoort niet leidt tot verkrijging van het Nederlanderschap. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker afgewezen, omdat hij niet kon aantonen dat hij recht heeft op de Nederlandse nationaliteit op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 21-70
Zaaknummer: C/09/607375
Datum beschikking: 29 augustus 2022

Beschikking op het op 10 februari 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[Verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Karkache te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de IND”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger IND]

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 24 maart 2021, met bijlage, van de zijde van de IND;
- de brief van 9 november 2021, met bijlagen, van de zijde van verzoeker;
- de brief van 12 januari 2022 van de zijde van de IND;
- de conclusie van de officier van justitie ontvangen op 27 juni 2022.
Op 18 juli 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker met mr. [waarnemer advocaat] , waarnemer voor mr. Karkache en bijgestaan door een tolk, [tolk] . Namens de IND is verschenen mr. [waarnemer IND] , waarnemer voor mr. [vertegenwoordiger IND] .
De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de mondelinge behandeling.

Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie

Het verzoekschrift strekt – naar de rechtbank begrijpt – tot:
primair:
- het reeds aan verzoeker verleende Nederlanderschap, door de afgifte van een Nederlands paspoort op [datum afgifte] 2019, opnieuw vast te stellen of deze te bevestigen;
subsidiair:
- vast te stellen dat verzoeker het Nederlanderschap heeft ontleend aan zijn overleden vader, [vader verzoeker] ,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek.
De officier van justitie heeft bij voormelde conclusie medegedeeld zich aan te sluiten bij het standpunt van de IND.

Feiten

  • Blijkens een overgelegde kopie van een ‘extrait d’acte de naissance’ uit de gemeente [gemeente] , [land] , met nummer [nummer] uit het jaar 1998 is op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , geboren verzoeker voormeld. In deze akte staat als vader vermeld [vader verzoeker] (hierna: de man), en als moeder [moeder verzoeker] (hierna: de vrouw).
  • Uit een kopie van een ‘expedition d’acte testimonial de mariage’, opgemaakt op [datum] 1989 te [plaats] , [land] , en afgegeven op [datum] 2019 (hierna: de lafif-akte), volgt dat twaalf getuigen verklaard hebben dat de man en de vrouw sinds acht jaar met elkaar gehuwd zijn en dat zij samen een kind hebben genaamd [A.] . Een afschrift van de huwelijksakte is opgenomen onder no [nummer] in register der huwelijken no [nummer] op het notariaat te [plaats] op [datum] 1989.
  • Blijkens een kopie van een ‘acte de repudiation’ met nummer [nummer] van het jaar 1989, opgemaakt op [datum] 1989, heeft [vader verzoeker] (de rechtbank begrijpt: de man) op die zelfde datum de verstoting uitgesproken van [moeder verzoeker] (de rechtbank begrijpt: de vrouw).
  • De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit.
  • Bij Koninklijk Besluit van [datum] 1996 werd aan de man het Nederlanderschap verleend.
  • De man is op [datum] 2000 te [plaats] overleden.
  • Aan verzoeker is op [datum afgifte] 2019 een Nederlands paspoort afgegeven door de Minister van Buitenlandse Zaken.
  • Op [datum] 2019 heeft verzoeker de gemeente [plaats] verzocht hem in te schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP) met de Nederlandse nationaliteit.
  • Bij besluit van 13 september 2019 heeft het college van B&W van [plaats] geweigerd over te gaan tot registratie van de Nederlandse nationaliteit van verzoeker. De reden daarvoor was de in de BRP vermelde echtscheiding op [datum] 1989 te [plaats] in [land] van de man en de vrouw, zodat bij de geboorte van verzoeker op [geboortedatum] 1998 geen familierechtelijke betrekking ontstond tussen hem en de man.
  • Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, welk bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Het daartegen door verzoeker ingestelde beroep is bij uitspraak van 15 oktober 2021 ongegrond verklaard.

Beoordeling

In geschil is of verzoeker in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Op grond van artikel 3 lid 1 Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) is Nederlander het kind waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is.
Vast staat dat de op de geboorteakte van verzoeker vermelde moeder (de vrouw) niet over de Nederlandse nationaliteit beschikt. Verzoeker kan dus alleen via zijn vader de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen.
Voor de vaststelling van het Nederlanderschap van verzoeker moet dus vast komen te staan dat de man de juridische vader was van verzoeker ten tijde van de geboorte en dat de man toen de Nederlandse nationaliteit had. Het enkele feit dat de man vermeld staat op de geboorteakte van verzoeker is daarvoor onvoldoende. Om vast te stellen dat de man de juridische vader van verzoeker is, dient naar Marokkaans recht verzoeker geboren te zijn tijdens een wettig gesloten huwelijk van de man met de op zijn geboorteakte vermelde moeder.
Naar Marokkaans recht is enkel een huwelijksakte het rechtsgeldig bewijs van een huwelijk. Verzoeker heeft geen originele huwelijksakte, voorzien van een apostille, overgelegd waaruit blijkt dat de personen die als zijn ouders staan vermeld op zijn geboorteakte rechtsgeldig met elkaar zijn gehuwd.
Volgens verzoeker wordt het huwelijk van zijn ouders door de zich in het dossier bevindende kopie van de lafif-akte aangetoond. Deze lafif-akte is opgemaakt op [datum] 1989 en de kopie is voorzien van een apostille.
Anders dan verzoeker is de rechtbank van oordeel dat de overgelegde kopie van de lafif-akte geen bewijs kan opleveren voor het aannemen van een rechtsgeldig huwelijk tussen de man en de vrouw. Nog los van het feit dat een lafif-akte ook naar Marokkaans recht in beginsel niet voldoende is voor het aannemen van een huwelijk, bevat de overgelegde lafif-akte ook niet de benodigde kenmerken die als bewijs van een huwelijk zouden kunnen dienen, waaronder de instemming van de huwelijksvoogd en informatie over de betaling van de bruidsgift aan de vrouw. In de lafif-akte wordt vermeld dat de daarin genoemde personen met elkaar zijn gehuwd, maar de overige huwelijksvoorwaarden staan niet vermeld. Het lijkt erop dat de door verzoeker overgelegde lafif-akte (slechts) is opgesteld om de daarin vermelde zoon van de man en de vrouw te wettigen. Ook om die reden kan het document, ook wanneer het wel in origineel en voorzien van de vereiste legalisatie zou zijn ingediend, niet dienen als bewijs voor het huwelijk van de man en de vrouw.
Nu verzoeker het bestaan van een wettig en rechtsgeldig huwelijk tussen zijn ouders niet heeft aangetoond, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de eveneens overgelegde documenten ten aanzien van een echtscheiding tussen de man en de vrouw op grond van een verstoting door de man van de vrouw.
Datzelfde geldt voor de door verzoeker overgelegde kopie van een verklaring omtrent verwantschap met nummer [nummer] , die is opgemaakt op [datum] 2018 te [gemeente] , [land] . Volgens deze verklaring is verzoeker het wettige kind van het echtpaar [vader verzoeker] en [moeder verzoeker] Omdat de wettige afstamming volgens het Marokkaanse recht wordt afgeleid uit het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk, en dat in deze zaak niet is aangetoond, is ook de overgelegde verklaring omtrent verwantschap niet voldoende om aan te nemen dat verzoeker als wettig kind van de op die verklaring vermelde ouders is geboren.
Het voorgaande wordt ondersteund door de verklaring omtrent de Marokkaanse nationaliteit van 11 oktober 2018 (als productie ingediend bij het verzoekschrift). De IND leidt daaruit onderbouwd af dat verzoeker de Marokkaanse nationaliteit ook volgens de Marokkaanse autoriteiten niet van rechtswege bij geboorte heeft verkregen als kind van een Marokkaanse vader, maar door de werking van het KB van 23 maart 2007 dat erin voorziet dat ook voor die datum geboren kinderen de Marokkaanse nationaliteit alsnog ontlenen aan hun Marokkaanse moeder. Dit is door verzoeker niet betwist.
Verzoeker heeft gelet op het voorgaande niet aangetoond dat hij door geboorte in een familierechtelijke rechtsbetrekking tot de man is komen te staan en ook anderszins is niet gebleken dat sprake zou zijn van een afstammingsrelatie tussen verzoeker en de man, zodat verzoeker niet het Nederlanderschap kan ontlenen aan de man.
Verzoeker is evenmin door de afgifte van het Nederlandse paspoort Nederlander geworden. De afgifte van een Nederlands paspoort behoort niet tot een van de manieren waarop op grond van de RWN het Nederlanderschap verkregen kan worden. Van een bevestiging van de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit kan daarom geen sprake zijn. Voor zover verzoeker een beroep op het vertrouwensbeginsel heeft willen doen om tot vaststelling van het Nederlanderschap te komen, kan dit beroep niet slagen. De wijzen waarop de Nederlandse nationaliteit kan worden verkregen, zijn limitatief opgesomd in de RWN en daaronder is niet begrepen een zodanige verkrijging door de werking van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwensbeginsel.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, J.M. Vink, C.S.F. de Nijs, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2022.