In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 10 februari 2021 was ingediend. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Karkache, heeft verzocht om vaststelling van zijn Nederlanderschap, dat hij zou ontlenen aan zijn overleden vader. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij door geboorte in een familierechtelijke relatie tot zijn vader is komen te staan. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de geboorteakte van verzoeker en de huwelijksdocumenten van zijn ouders, maar heeft geconcludeerd dat er geen rechtsgeldig huwelijk tussen de ouders was, wat noodzakelijk is voor de vaststelling van de afstammingsrelatie. De IND heeft ook aangegeven dat verzoeker niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, omdat de afgifte van een Nederlands paspoort niet leidt tot verkrijging van het Nederlanderschap. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker afgewezen, omdat hij niet kon aantonen dat hij recht heeft op de Nederlandse nationaliteit op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap.