ECLI:NL:RBDHA:2022:8869

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
NL22.9069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke beroep tegen overdracht aan Duitsland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd meegedeeld dat hij zou worden overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland. Het bestreden besluit dateert van 12 mei 2022. Tijdens de zitting op 18 augustus 2022 in Breda, waar de zaak tezamen met een andere zaak werd behandeld, zijn verzoeker en zijn gemachtigde niet verschenen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in het beroep (zaaknummer NL22.9068), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.9069
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker v-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker medegedeeld dat hij zal worden overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland.1
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL22.9068, op
18 augustus 2022 op zitting behandeld in Breda. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep (zaaknummer NL22.9068). Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningen- rechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Op grond van artikel 26, eerste lid, van de Dublinverordening (Verordening (EU) nr. 604/2013).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2022 door mr. R.A. Karsten- Badal, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR22022129

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.