ECLI:NL:RBDHA:2022:8865

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
C/09/633170 / KG RK 22-960
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan vooringenomenheid van de rechter

Op 5 september 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. R. Shahbazi, was gericht tegen rechter mr. G. van Zeben-de Vries. De zaak was eerder twee keer aangehouden omdat er geen tolk Engels beschikbaar was. Bij de zitting op 28 juli 2022 verzocht de advocaat van verzoeker opnieuw om aanhouding, omdat verzoeker de zitting niet goed kon volgen. De rechter wees dit verzoek af, wat door verzoeker werd gezien als een teken van vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde echter dat de beslissing van de rechter om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een procedurele beslissing was en niet onbegrijpelijk. Er was geen objectieve grond voor de vrees dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/42
zaak- /rekestnummer: C/09/633170 / KG RK 22-960
Beslissing van 5 september 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door: mr. R. Shahbazi, advocaat te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mr. G. van Zeben-de Vries,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 28 juli 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter, ingekomen op 18 augustus 2022.
1.2.
Op 22 augustus 2022 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
-verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
- de rechter.
De wederpartij in de hoofdzaak, mevrouw [naam] en haar advocaat mr. M.P. Friperson, zijn uitgenodigd om als toehoorder de zitting bij te wonen, maar zij zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/614102 / FA RK 21-4289 tussen verzoeker en mevrouw [naam] , waarin verzoeker heeft verzocht om nihilstelling van de kinderalimentatie.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 28 juli 2022 en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De behandeling van de zaak was al twee keer eerder aangehouden, omdat het verzoeker niet was gelukt om via het tolkenbureau een tolk Engels te regelen. Omdat er voor de zitting van 28 juli 2022 wederom geen tolk Engels beschikbaar bleek te zijn, heeft de waarnemend advocaat van verzoeker aan het begin van die zitting nogmaals om aanhouding verzocht, omdat verzoeker het recht heeft om zijn zitting te volgen en te begrijpen. De rechter heeft dit verzoek afgewezen. De advocaat heeft geprobeerd naast haar rol van advocaat die van tolk op zich te nemen. Toen zij merkte dat dit niet goed lukte en verzoeker de inhoudelijke vragen van de rechter niet goed kon beantwoorden, heeft zij nog een keer om aanhouding verzocht om een tolk Engels te kunnen regelen. Door ook dit verzoek af te wijzen, heeft de rechter blijk gegeven van vooringenomenheid jegens verzoeker, omdat zij kennelijk ermee instemt dat verzoeker de zaak niet kan volgen en zij niet geïnteresseerd was in zijn antwoorden op haar vragen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De beslissing van de rechter om het aanhoudingsverzoek af te wijzen, is een procedurele beslissing.
3.3.
Een procedurele beslissing kan slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als hieruit blijkt van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Dit is alleen het geval indien de rechter een procedurele beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Hetzelfde geldt voor de motivering van een dergelijke beslissing. Er bestaat alleen dan een grond voor wraking indien deze motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het om een uitzonderlijk geval moet gaan.
3.4.
Bij de beoordeling van de vraag of de beslissing en de motivering van een rechter niet anders dan door vooringenomenheid kan zijn ingegeven, moet worden betrokken onder welke omstandigheden en binnen welk processueel kader deze beslissing is genomen. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, en die zijn ook niet gebleken, waaruit volgt dat de genoemde uitzonderingssituatie zich in dit geval voordoet. Van een dergelijk uitzonderlijk geval is hier naar het oordeel van de wrakingskamer dan ook geen sprake.
3.5.
Uit artikel 5.8 van het Procesreglement Alimentatie volgt dat een partij die de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst zelf zorgdraagt voor een tolk. Uit de toelichting die de advocaat van verzoeker en de rechter hebben gegeven, blijkt dat de zaak twee keer eerder op zitting is gepland en dat de zaak beide keren is aangehouden toen bleek dat het tolkenbureau geen tolk Engels kon leveren. De zaak is vervolgens voor de derde keer op zitting gepland; dat was inmiddels ruim een jaar na indiening van het verzoekschrift door verzoeker. Toen (de advocaat van) verzoeker bij aanvang van de zitting wederom om aanhouding verzocht omdat het tolkenbureau geen tolk Engels had kunnen leveren voor de zitting, heeft de rechter dit verzoek afgewezen. Een verzoek om aanhouding in een latere fase van de zitting, toen de advocaat van verzoeker te kennen gaf dat het voor haar lastig was de dubbelrol van advocaat en tolk te vervullen en verzoeker niet kon volgen en begrijpen wat er op de zitting gebeurde, heeft de rechter ook afgewezen.
Dat de rechter heeft beslist om de behandeling van de zaak niet aan te houden, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet zodanig onbegrijpelijk dat daaruit vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker blijkt in die zin dat zij niet geïnteresseerd zou zijn in de antwoorden van verzoeker op haar vragen. In de procedure hebben partijen schriftelijke standpunten ingenomen en werd verzoeker bijgestaan door een advocaat die namens hem het woord kon voeren op de zitting. Tijdens schorsingen heeft verzoeker de tijd gekregen om te overleggen met zijn advocaat om vervolgens – middels tussenkomst van zijn advocaat – de feitelijke vragen van de rechter te kunnen beantwoorden. Daarbij weegt ook het tijdsverloop en het belang van de wederpartij bij een voortvarende behandeling van het verzoekschrift mee.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat uit de beslissing van de rechter om de aanhoudingsverzoeken af te wijzen, onder de gegeven omstandigheden niet kan worden afgeleid dat zij hiermee vooruitgelopen is op de inhoudelijke beoordeling van de zaak, noch dat zij hiermee op enige wijze de schijn van partijdigheid, dan wel vooringenomenheid jegens verzoeker heeft gewekt. Ook anderszins is de wrakingskamer niet gebleken van vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker en zijn advocaat. Het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. R. Shahbazi;
• de rechter;
• de wederpartij in de hoofdzaak p/a haar advocaat mr. M.P. Friperson.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, J.E. Bierling en M.P.M. Loos, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.