ECLI:NL:RBDHA:2022:885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
NL20.2623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 23 april 2019. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 3 februari 2022 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij het beroep wilde intrekken, wat de rechtbank interpreteert als een handhaving van het beroep. Eiser verzocht om een veroordeling van verweerder tot betaling van een bestuurlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling. Eiser heeft zijn doel bereikt doordat verweerder zijn asielaanvraag inmiddels inhoudelijk heeft behandeld en ingewilligd. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 1 april 2020 heeft erkend dat hij eiser een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- verschuldigd is, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een gerechtelijke dwangsom, nu verweerder inmiddels een besluit heeft genomen op de asielaanvraag. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.2623

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 23 april 2019.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Bij besluit van 1 april 2020 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het beroep tegen niet tijdig beslissen terecht is ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn op 23 oktober 2019 is verstreken en de ingebrekestelling van 14 januari 2020 geldig is.
Verweerder heeft bij besluit van 22 juni 2020 eisers asielaanvraag alsnog ingewilligd.
3. Eiser heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of dit aanleiding voor hem is het beroep in te trekken. De rechtbank leidt daar uit af dat eiser het beroep handhaaft. Eiser heeft verzocht om verweerder te veroordelen tot betaling van de bestuurlijke dwangsom, tot het verbeuren van een gerechtelijke dwangsom en verzocht om vergoeding van proceskosten.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Hij heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Hij heeft immers bereikt wat hij met het beroep beoogde doordat verweerder eisers asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen en de asielaanvraag heeft ingewilligd.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 1 april 2020 erkend heeft dat hij eiser een bestuurlijke dwangsom ten bedrage van € 1.442,- verschuldigd is en concludeert dat eiser op dit punt geen procesbelang meer heeft.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een gerechtelijke dwangsom [1] nu verweerder inmiddels een besluit heeft genomen op eisers asielaanvraag.
7. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro vijftig eurocent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb