ECLI:NL:RBDHA:2022:885
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 23 april 2019. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 3 februari 2022 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij het beroep wilde intrekken, wat de rechtbank interpreteert als een handhaving van het beroep. Eiser verzocht om een veroordeling van verweerder tot betaling van een bestuurlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling. Eiser heeft zijn doel bereikt doordat verweerder zijn asielaanvraag inmiddels inhoudelijk heeft behandeld en ingewilligd. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 1 april 2020 heeft erkend dat hij eiser een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- verschuldigd is, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een gerechtelijke dwangsom, nu verweerder inmiddels een besluit heeft genomen op de asielaanvraag. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.