Uitspraak
Scheiding
Beschikking op het op 21 februari 2022 ingekomen verzoek van:
[Y] ,
[X]
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding en een nevenvoorziening met betrekking tot partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P. Heeren, heeft verzocht om de ontbinding van het huwelijk met de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. van Venetiën. Partijen zijn gehuwd op 18 juni 2002 en zijn op 31 januari 2013 van tafel en bed gescheiden. In het convenant dat destijds is gesloten, is overeengekomen dat de man een bijdrage van € 2.500,- bruto per maand aan de vrouw zou betalen.
De man stelt dat de verplichting tot levensonderhoud is verstreken, omdat de wettelijke termijn van vijf jaar is verlopen. De vrouw daarentegen betoogt dat de alimentatieduur twaalf jaar bedraagt, omdat de alimentatieverplichting is overeengekomen vóór de inwerkingtreding van de Wet herziening partneralimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de alimentatieverplichting van twaalf jaar nog niet is verstreken en dat de man niet gerechtigd is om een verklaring voor recht te vragen dat er geen uitkering tot levensonderhoud meer verschuldigd is.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de wettelijke formaliteiten zijn nageleefd en heeft het verzoek tot ontbinding van het huwelijk toegewezen. De verzoeken van de man zijn afgewezen, en de rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waarbij de rechtbank de alimentatieverplichting van de man aan de vrouw heeft bevestigd.