Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 december 2021 met bijbehorende overbetekeningsexploten;
- de akte in het geding brengen producties dagvaarding van de gemeente van 12 januari 2022, met producties 1-8;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 26 januari 2022;
- de nader overgelegde producties 9-12 van de gemeente;
- de nader overgelegde producties 1 en 2 van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Rechtsgeldigheid van de onteigeningstitel
hetmiddel. Volgens [gedaagde] wekt de gemeente ten onrechte de indruk dat hij geen interesse had in zelfrealisatie. De gemeente wilde niet dat hij zou overgaan tot zelfrealisatie en heeft hem “richting onteigening geduwd”. Een agrarisch medegebruik was eenvoudigweg niet gewenst. Dit blijkt volgens [gedaagde] ook uit artikel 6.4.1. aanhef en onder a van het bestemmingsplan [Plan X] , dat agrarisch (mede)gebruik tot strijdig gebruik verklaart.
te onteigenengronden en dus in beginsel níet op de restpercelen (water), nu deze percelen zich buiten de in het bestemmingsplan opgenomen plangrenzen bevinden. Een beroep op 38 Ow heeft [gedaagde] niet gedaan. De gemeente heeft dan ook terecht aangevoerd dat bevoegdheid tot onteigening niet op deze restpercelen (water) ziet. Daar komt bij dat de rechtbank aannemelijk acht dat [gedaagde] door het handelen van de gemeente ter zake niet in zijn belangen is geschaad. Uit de conclusie van antwoord blijkt immers dat [gedaagde] zijn overblijvende gronden niet wénst te verkopen. Tijdens het pleidooi heeft [gedaagde] bevestigd dat hij de restpercelen (water) wil behouden, omdat deze voor hem waarde hebben als viswater.
5.De beslissing
- het perceelsgedeelte kadastraal bekend gemeente [plaats] , [sectie xx] , nummer [1] (totaal groot 98 m² ), ter grootte van 83 m² (grondplannummer [I] );
- het perceelsgedeelte kadastraal bekend gemeente [plaats] , [sectie xx] , nummer [2] (totaal groot 8.963 m² ), ter grootte van 7.579 m² (grondplannummer [II] ),