ECLI:NL:RBDHA:2022:8813

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
NL22.9198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse man wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en gebrek aan bewijs voor vluchtelingenstatus

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Nigeriaanse man tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de man niet als vluchteling kan worden aangemerkt, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade loopt. De man had aangevoerd dat hij als outcast wordt gezien en dat hij problemen ondervindt vanwege zijn oom, die een belangrijk politicus is. De rechtbank oordeelde echter dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat zijn verklaringen tegenstrijdig en summier waren. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn conclusie dat de man niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de man in staat was om op sociaal en maatschappelijk gebied te functioneren, wat zijn verzoek om asiel verder ondermijnt. De uitspraak benadrukt het belang van geloofwaardigheid en bewijs in asielprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9198

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

ProcesverloopBij besluit van 28 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [Geb. datum] 1981. Op 12 maart 2019 heeft eiser voor het eerst een asielaanvraag ingediend in Nederland. Op 18 juni 2019 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor eisers asielaanvraag. [1] Het daartegen ingestelde beroep is op 26 juli 2019 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel aangewend. Hiermee staat het besluit van 18 juni 2019 in rechte vast.
2. Op 17 december 2020 heeft eiser deze asielaanvraag ingediend. Omdat eiser niet binnen de termijnen zoals genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten, is eiser opgenomen in de nationale procedure. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eisers moeder wordt als outcast gezien en het werd haar verboden om in de stad te komen. Eiser is daarom bij zijn oom in de stad opgegroeid en heeft ook voor hem gewerkt. Zijn oom is een belangrijk politicus en is lid van de Ogboni cult. Zijn oom had bij hem thuis een zogenaamde
baby factory(babyfabriek) waar rijke mensen baby’s konden kopen. Eiser heeft in deze fabriek gewerkt waardoor hij de identiteit van de kopers kent. Zijn oom heeft ook meegedaan aan verkiezingen en heeft die verkiezingen gewonnen. Toen bendeleden de verkiezingsuitslagen in brand hadden gestoken, is er een dode gevallen. Eiser wordt mede beschuldigd van deze dood. Eisers oom heeft gezegd dat eiser lid moet worden van de Ogboni cult, om tegen deze beschuldiging beschermd te kunnen worden. Eiser is echter gevlucht naar het dorp van zijn moeder. Eisers verloofde werkte daar ook. Eisers verloofde kwam erachter dat haar toenmalige vriend lid was van een cult en heeft de relatie beëindigd. Haar ex-vriend heeft eiser later aangevallen en hem bedreigd. Daarop heeft eiser zijn zus, die in Libië woont, gebeld om hem en zijn verloofde uit Nigeria weg te halen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Eiser wordt gezien als outcast in Nigeria;
  • De oom van eiser is een belangrijk politicus in Nigeria en eiser heeft in verband daarmee verschillende problemen ervaren;
  • Eiser is bedreigd en mishandeld door de ex-vriend van zijn verloofde.
4. Verweerder acht zowel de identiteit, nationaliteit en herkomst als dat eiser wordt gezien als outcast in Nigeria geloofwaardig. Het is echter niet gebleken dat de door eiser ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiser kan dan ook niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade loopt. Verweerder acht de overige relevante elementen niet geloofwaardig. Eiser heeft diverse verklaringen afgelegd die tegenstrijdig zijn met algemene informatie, waaronder die over de Ogboni cult en de babyfabriek. Daarnaast heeft eiser vaag en summier verklaard over de activiteiten in de babyfabriek. Verweerder verwijst voor de ongeloofwaardigheid van de bedreiging door de ex-vriend van eisers verloofde naar de beoordeling van haar asielaanvraag. Gelet op het voorgaande concludeert verweerder dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser voert allereerst aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig acht dat eisers oom een belangrijk politicus is. Eisers oom was kandidaat voor de APC partij, maar dit is verkeerd genoteerd in het rapport van gehoor. Dit is echter gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen. Verder heeft verweerder niet betwist dat de PDP partij de verkiezingsuitslag heeft aangevochten. Het is dan ook niet onaannemelijk dat valse verkiezingsuitslagen zijn opgehangen door leden van de PDP. Verweerder heeft ook niet aan eiser mogen tegenwerpen dat de verkiezingen in 2013 hebben plaatsgevonden en niet in 2014, zoals eiser heeft verklaard. Verweerder acht verder ten onrechte niet geloofwaardig dat eiser door zijn oom onder druk is gezet om lid te worden van de Ogboni cult. Verweerder heeft zijn conclusie dat slechts in uitzonderingsgevallen sprake is van gedwongen lidmaatschap niet onderbouwd. Eiser wordt een te hoge bewijslast opgelegd door te moeten bewijzen dat hij een uitzonderingsgeval is. Verweerder acht ook ten onrechte ongeloofwaardig dat eiser activiteiten heeft verricht in de babyfabriek. De informatie over babyfabrieken waar verweerder over beschikt is onvolledig. De fabriek waar eiser werkte is geheim en daarover bestaat dan ook geen openbare informatie. Dat eiser zijn kennis over wat met de baby’s gebeurt van horen zeggen heeft, maakt niet dat dit ongeloofwaardig te achten is. Tot slot dient eiser ook op basis van de geloofwaardig geachte elementen te worden aangemerkt als vluchteling. Eiser werd discriminatoir behandeld, vanwege zijn moeder. Hij is op school vernederend behandeld en is door zijn oom als een soort slaaf gebruikt. Bij terugkeer zal eiser hiertegen geen bescherming kunnen krijgen bij de Nigeriaanse autoriteiten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Verweerder acht het allereerst niet ten onrechte niet geloofwaardig dat eisers oom een belangrijk politicus is. Zo heeft verweerder terecht een tegenstrijdigheid geconstateerd in eisers verklaring over van welke partij zijn oom lid is. Eiser heeft verklaard dat zijn oom, [Naam 2], kandidaat was voor de PDP en dat zijn opponent lid was van de APC. [2] Uit algemene informatie blijkt echter dat [Naam 2] lid is van de APC. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten de correcties en aanvullingen bij het nader gehoor op dit punt bij de beoordeling te betrekken. Volgens het beleid zoals neergelegd in Werkinstructie (WI) 2014/10 mag verweerder, als de vreemdeling zijn verklaringen aanvult of corrigeert, een afdoende verklaring verwachten waarom volgens de vreemdeling het rapport van gehoor niet klopt. [3] Verweerder heeft de verklaring dat sprake was van een communicatiestoornis onvoldoende kunnen achten. Het had op de weg van eiser gelegen om de gehoormedewerker op dat punt tijdens het gehoor te corrigeren. Verweerder heeft verder bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat al eisers uitvoerige verklaringen [4] over de partij waar zijn oom lid van is, waar de partij voor staat en wat de symbolen en kleuren van de partij zijn, overeenkomen met algemeen bekende informatie over de PDP en niet met de partij APC. Eiser heeft daarnaast meermaals verklaard dat de opponent van eisers oom lid was van de APC. [5] Pas in beroep heeft eiser aangevoerd dat hij de gehoormedewerker niet heeft gecorrigeerd, omdat hij in zich in een afhankelijke positie ten opzichte van de gehoormedewerker bevindt. Ook deze verklaring heeft verweerder onvoldoende kunnen achten. Uit het rapport nader gehoor blijkt niet dat eiser niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om antwoord te geven op de vragen of dat hij de gehoormedewerker niet durfde te corrigeren.
7. Verweerder heeft verder terecht een tegenstrijdigheid geconstateerd in eisers verklaring over de positie die zijn oom heeft verkregen bij de verkiezingen. Zo heeft eiser verklaard dat zijn oom niet de positie heeft gekregen die hij had gewonnen bij de verkiezingen, omdat die aan zijn tegenstander (van de APC partij) was gegeven. [6] Uit algemene informatie blijkt echter dat de PDP de verkiezingsuitslag weliswaar heeft aangevochten, maar dat een
appeal tribunal(een hogere rechtbank) de verkiezingsuitslag in stand heeft gehouden. Eisers verklaring dat hij was vergeten om te vertellen dat de uitslag van de verkiezing in stand was gebleven, doet er niet aan af dat eiser helder en consistent, maar tegenstrijdig met algemene informatie, heeft geantwoord dat zijn oom uiteindelijk niet de positie heeft gekregen die hij had gewonnen bij de verkiezingen. [7]
8. Nu verweerder niet ten onrechte niet geloofwaardig acht dat eisers oom een belangrijk politicus is, doet dit op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid dat eiser als chauffeur van zijn oom bij het incident aanwezig was waarbij een vrouw is omgekomen. Eisers verklaring dat de verkiezingen plaatsvonden in 2014 doet verder afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Verweerder constateert terecht dat deze verklaring niet strookt met algemene informatie waaruit blijkt dat de verkiezingen in 2013 plaatsvonden. Dat eiser moeite heeft met het onthouden van data betekent niet dat verweerder niet van eiser mag verwachten dat hij consistent en eenduidig kan verklaren over de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, aangezien de verkiezingen de kern van zijn relaas raken. Verweerder merkt daarom ook terecht op dat eiser consistent heeft verklaard dat de verkiezingen in 2014 plaatsvonden en dat deze verklaringen passen binnen de door eiser geschetste tijdlijn.
9. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaring dat hij door zijn oom onder druk is gezet om lid van de Ogboni te worden niet aannemelijk is, nu uit algemene informatie blijkt dat het lidmaatschap in principe vrijwillig is. Verweerder heeft kunnen stellen dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij tot een uitzondering hierop behoort. Anders dan eiser heeft aangevoerd, wordt niet van hem verlangd dat hij bewijst dat hij tot de uitzondering behoort, maar is het voldoende als hij dit aannemelijk maakt. Verweerder heeft in dit kader bij zijn beoordeling dan ook geen te zware bewijslast gehanteerd. Overigens heeft eiser ook in beroep niet nader onderbouwd waarom in zijn geval sprake was van gedwongen lidmaatschap.
10. Het voorgaande doet op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers werkzaamheden in de babyfabriek, nu de babyfabriek verband houdt met de status van eisers oom als rijk politicus en lid van de Ogboni. Verweerder heeft verder terecht gesteld dat eisers verklaringen in strijd zijn met algemene informatie over babyfabrieken in Nigeria. Het is dan ook aan eiser om aannemelijk te maken dat het in de babyfabriek waar hij werkte anders verliep. In dat kader heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij summier heeft verklaard over zijn eigen werkzaamheden bij de babyfabriek en zich voor het overige baseert op verklaringen van horen zeggen. Nu eiser zelf stelt werkzaam en aanwezig te zijn geweest in de babyfabriek, mocht verweerder van eiser verwachten dat hij meer over zijn eigen ervaring en waarnemingen kon verklaren.
11. Gelet op het voorgaande is verweerder er niet ten onrechte van uitgegaan dat eisers oom niet een belangrijk politicus is in Nigeria en heeft verweerder daarmee ook voorbij mogen gaan aan de stelling van eiser dat hij in verband daarmee verschillende problemen heeft ervaren.
12. Met betrekking tot eisers bedreiging en mishandeling door de ex-vriend van zijn verloofde overweegt de rechtbank als volgt. Bij uitspraak van vandaag heeft deze rechtbank het beroep gericht tegen het besluit van verweerder waarbij de asielaanvraag van de verloofde van eiser is afgewezen, ongegrond verklaard. [8] Aangezien het vierde relevante element van eiser met het asielrelaas van de verloofde van eiser samenhangt, is ook het bestreden besluit van eiser op dit punt voldoende gemotiveerd.
13. Verweerder heeft zich tot slot terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [9] loopt bij terugkeer naar Nigeria. Dat eiser als outcast werd gezien en overeenkomstig discriminatoir is behandeld, wordt door verweerder gevolgd. Verweerder stelt echter dat dit niet leidt tot de conclusie dat eiser bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade loopt. Daar heeft verweerder bij betrokken dat in eisers geval geen sprake is van een dusdanig ernstige beperking dat het voor hem onmogelijk is (gebleken) om op sociaal en maatschappelijk gebied te kunnen functioneren, omdat het voor eiser mogelijk was om naar school te gaan en te kunnen werken. Dit is door eiser niet gemotiveerd bestreden.
14. Gelet op het voorgaande komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. [10] De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr.N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Rapport nader gehoor, p. 7.
3.Paragraaf 3.2.1.1. van de WI 2014/10.
4.Rapport nader gehoor, p. 11 en 12.
5.Rapport nader gehoor, p. 7, 12 en 13.
6.Rapport nader gehoor, p. 12.
7.Rapport nader gehoor, p. 12.
8.Zaaknummer NL22.9199.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Vreemdelingenwet 2000.