ECLI:NL:RBDHA:2022:8800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
C/09/632400 / JE RK 22-1473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar opvoedomgeving van kinderen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De aanleiding voor deze beslissing zijn ernstige zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen, die voortkomen uit de wisselende relatie van de ouders en meldingen van huiselijk geweld. De kinderen zijn, gezien hun jonge leeftijd, volledig afhankelijk van hun opvoeders, die fysiek en emotioneel beschikbaar voor hen moeten zijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders de zorgen ontkennen en afwijzend staan tegenover hulpverlening, wat de ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen in stand houdt.

De kinderrechter heeft de betrokkenheid van hulpverleningsinstanties en de meldingen van huiselijk geweld als cruciaal beschouwd. Ondanks de betrokkenheid van deze instanties is er geen zicht gekomen op de opvoedsituatie van de kinderen. De ouders hebben verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, waarbij zij stelden dat zij een steunend netwerk hebben en dat de betrokkenheid van hulpverlening stressvol is. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen ernstig zijn en dat de ouders niet in staat zijn om de benodigde zorg te bieden.

De beslissing van de kinderrechter houdt in dat de kinderen van 5 augustus 2022 tot 5 februari 2023 onder toezicht worden gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders zich inzetten voor de hulpverlening en samenwerken met de betrokken instanties. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/632400 / JE RK 22-1473
Datum uitspraak: 5 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 15 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2021 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2022 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
hierna tezamen te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats]
beiden bijgestaan door advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 14 juli 2022;
- het gewijzigde rekest d.d. 28 juli 2022.
Het verzoek is ter zitting aangevuld ten aanzien van [minderjarige 2] , die in het schriftelijk verzoek nog als ongeboren kind werd vermeld. Na de zitting heeft de Raad een uittreksel van het Basisregistratie Personen van [minderjarige 2] aan de rechtbank gestuurd, dat aan het dossier is toegevoegd.
Op 5 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling, via telefonische verbinding;
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat.

Feiten

- De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- De kinderen verblijven feitelijk bij de ouders.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en het nog ongeboren kind voor de periode van één jaar.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen. De zorgen zijn gelegen in de wisselende relatie van de ouders. Er zijn het afgelopen jaar meerdere meldingen binnengekomen over huiselijk geweld, waarvan [minderjarige 1] getuige is geweest. Aan de vader is hiervoor twee keer een huisverbod opgelegd. De Raad ziet ook dat de ouders het beste willen voor hun kinderen. De ouders geven aan dat het goed gaat thuis, maar de hulpverlening heeft onvoldoende zicht op het gezin om dat te kunnen bevestigen. De problemen tussen de ouders lijken na de geboorte van [minderjarige 1] te zijn ontstaan. De Raad is bezorgd dat de spanningen weer zullen oplopen nu er een tweede kind geboren is. Daarnaast is de Raad bezorgd over het gebrek aan inzicht bij de vader over zijn agressie. Aangezien de vader geen behandeling heeft gevolgd bij de Waag, vreest de Raad dat hij niet heeft geleerd van zijn eerdere veroordelingen en niet tot nieuwe inzichten is gekomen. Ondanks de betrokkenheid van meerdere hulpverleningsinstanties is het niet gelukt om meer zicht te krijgen op het gezin. De ouders willen niet met de hulpverlening samenwerken. De zorgen worden ontkend en de hulp wordt niet toegelaten. Vanuit het CJG is de angst uitgesproken dat de ouders geen meldingen meer zullen doen over elkaar aan de instanties, omdat zij geen betrokkenheid van hulpverlening willen. De Raad vindt het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij de kinderen betrokken wordt. De jeugdbeschermer dient de veiligheid van de kinderen in kaart te brengen en te waarborgen. Ter zitting benadrukt de Raad dat de ouders verantwoordelijk blijven voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. Het is de bedoeling dat de ouders die zorg uiteindelijk weer alleen kunnen dragen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad.
De ouders hebben, mede bij monde van hun advocaat, verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe hebben zij aangevoerd dat een ondertoezichtstelling niet nodig is. De ouders hebben een moeilijk periode achter de rug, maar hebben zich daar doorheen geslagen. Ze hebben met elkaar afspraken gemaakt om te zorgen dat incidenten in de toekomst worden voorkomen. De ouders menen dat de Raad en andere instanties steeds teruggrijpen naar het verleden, terwijl de ouders het verleden juist achter zich willen laten. Daar komt bij dat de ouders een steunend netwerk hebben op wie zij terug kunnen vallen. De ouders ervaren de betrokkenheid van de hulpverlening als zeer stressvol, wat niet helpend is bij de opvoeding van twee jonge kinderen. Volgens de ouders berust het verzoek van de Raad op aannames en niet op actuele zorgen over de kinderen. Daarom verzoeken de ouders om het verzoek af te wijzen.

BeoordelingDe kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.

De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. In het Raadsrapport is onderbouwd aangedragen dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedomgeving van de kinderen, hoofdzakelijk gelegen in de wisselende relatie van de ouders. De kinderen zijn gelet op hun jonge leeftijd volledig afhankelijk van hun opvoeders; zij hebben dan ook opvoeders nodig die fysiek en emotioneel beschikbaar voor hen zijn. De meldingen over huiselijk geweld tussen de ouders in het bijzijn van [minderjarige 1] zijn de primaire aanleiding tot de zorgen. Het getuige zijn van (verbaal èn fysiek) geweld tussen de ouders heeft een grote invloed op jonge kinderen en vormt een ernstige bedreiging in hun ontwikkeling. Ondanks de betrokkenheid van hulpverleningsinstanties is er geen zicht gekomen op de opvoedsituatie van de kinderen; de ouders ontkennen de zorgen en staan afwijzend tegenover hulpverlening. Dat betekent dat de ontwikkelingsbedreiging niet is weggenomen. Daar komt bij dat er inmiddels – terecht – vrees is dat een eventuele volgende escalatie niet meer door de ouders gemeld zal worden omdat zij niet willen dat er hulpverleningsinstanties bij de kinderen betrokken raken. De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij de kinderen betrokken wordt, die toezicht houdt op hun ontwikkeling en ervoor zorgt dat de juiste hulpverlening wordt ingezet. Ter zitting is besproken dat het de komende tijd van doorslaggevend belang is dat de ouders zich – in het belang van de kinderen – inzetten voor de hulpverlening en samenwerken met de hulpverleningsinstanties. De aard en ernst van de ontwikkelingsbedreiging rechtvaardigt een ondertoezichtstelling voor de verzochte duur van een jaar.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 5 augustus 2022 tot 5 februari 2023 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.