In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De aanleiding voor deze beslissing zijn ernstige zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen, die voortkomen uit de wisselende relatie van de ouders en meldingen van huiselijk geweld. De kinderen zijn, gezien hun jonge leeftijd, volledig afhankelijk van hun opvoeders, die fysiek en emotioneel beschikbaar voor hen moeten zijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders de zorgen ontkennen en afwijzend staan tegenover hulpverlening, wat de ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen in stand houdt.
De kinderrechter heeft de betrokkenheid van hulpverleningsinstanties en de meldingen van huiselijk geweld als cruciaal beschouwd. Ondanks de betrokkenheid van deze instanties is er geen zicht gekomen op de opvoedsituatie van de kinderen. De ouders hebben verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, waarbij zij stelden dat zij een steunend netwerk hebben en dat de betrokkenheid van hulpverlening stressvol is. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen ernstig zijn en dat de ouders niet in staat zijn om de benodigde zorg te bieden.
De beslissing van de kinderrechter houdt in dat de kinderen van 5 augustus 2022 tot 5 februari 2023 onder toezicht worden gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders zich inzetten voor de hulpverlening en samenwerken met de betrokken instanties. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.