ECLI:NL:RBDHA:2022:8796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
C/09/632668 / JE RK 22-1515
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2005, die zich in een problematische opvoedomgeving bevindt. De zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige zijn onverminderd aanwezig, vooral door de onderlinge verstandhouding tussen de ouders, die niet in staat zijn om constructief samen te werken. De minderjarige volgt geen opleiding en heeft geen nuttige dagbesteding, wat zijn ontwikkeling bedreigt. De vader heeft aangegeven geen probleem te zien in de situatie, wat de kinderrechter tot de conclusie leidt dat de ouders niet bereid of in staat zijn om de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen.

De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een herstelrekest van de Raad voor de Kinderbescherming en een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord, maar de moeder was niet aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarige, waaronder recente politie-invloed en een gebrek aan motivatie voor werk of opleiding, blijven bestaan. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige onder toezicht moet blijven van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor een periode van één jaar, om zijn ontwikkeling te waarborgen en passende hulpverlening te bieden.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/632668 / JE RK 22-1515
Datum uitspraak: 5 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 21 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het herstelrekest met bijlagen van de Raad, d.d. 21 juli 2022;
- het verzoek verlenging ondertoezichtstelling d.d. 12 juli 2022, ingediend door de gecertificeerde instelling op 13 juli 2022;
- het e-mailbericht van de Raad, d.d. 29 juli 2022.
Op 5 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de jongerencoach van [minderjarige] : de heer [coach]
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Voorafgaand aan de zitting is [minderjarige] door de kinderrechter in raadkamer gehoord, in het bijzijn van zijn jongerencoach.
De Raad heeft voorafgaand aan de zitting toestemming gevraagd aan de kinderrechter om niet bij de zitting aanwezig te hoeven zijn. Aangezien het een herstelrekest betreft en de Raad het verzoek inhoudelijk niet kan toelichten, heeft de kinderrechter ingestemd met de afwezigheid van de Raad.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 juni 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 23 juli 2021 tot 23 juli 2022.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn nog veel zorgen over [minderjarige] . De zorgen zijn onder andere gelegen in de onderlinge verstandhouding tussen de ouders. Het lukt de ouders nog onvoldoende om samen te werken en op een lijn te zitten wat betreft de opvoeding van [minderjarige] . De ouders communiceren niet met elkaar. Ook staan zij er niet voor open om samen te werken in het belang van [minderjarige] . Dit belemmert [minderjarige] in zijn verdere ontwikkeling. Daarnaast zijn er zorgen over [minderjarige] zelf. [minderjarige] is recent in aanraking gekomen met de politie. Hij is op 17 mei 2022 aangehouden voor het bezit van een wapen. De gecertificeerde instelling is bang dat [minderjarige] door zijn kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid betrokken raakt bij het plegen van strafbare feiten en afglijdt naar criminaliteit. Ook zijn er zorgen over de dagbesteding van [minderjarige] . Hij is niet meer welkom bij School2Care en is ook niet gemotiveerd om te gaan werken. Hij geeft nauwelijks inzicht in wat hij buitenshuis doet en wuift alle mogelijkheden die aangedragen worden door de hulpverlening weg. Hij zit thuis of hangt met vrienden, maar werkt niet aan het opbouwen van zijn toekomst. Er zijn ook zorgen over de gezondheid van [minderjarige] . Tot slot zijn er zorgen over de opvoedsituatie bij de vader thuis. [minderjarige] en de vader geven aan dat het rustig verloopt en dat [minderjarige] de vader ondersteunt bij huishoudelijke taken. Er is echter geen zicht op de onderlinge interactie en de opvoedomgeving bij de vader. De voormalig jongerencoach van [minderjarige] heeft wel onderzoek gedaan naar de opvoedvaardigheden van de vader. De vader bleek onvoldoende in staat om [minderjarige] structuur en grenzen te bieden en hem te motiveren om dingen aan te pakken. Gelet op deze zorgen vindt de gecertificeerde instelling het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige] betrokken blijft. De komende tijd moet er gezocht worden naar een passende woonplek voor [minderjarige] . [minderjarige] is aangemeld bij ’s Heeren Loo, maar er is nog geen zicht op een plek voor hem. Ook is het belangrijk dat er gezocht wordt naar werk of andere nuttige dagbesteding voor [minderjarige] . Hierbij is de voortzetting van de ingezette hulpverlening – in de vorm van de jongerencoach van Coach25 – noodzakelijk.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. Volgens de vader gaat het thuis goed met [minderjarige] . Hij is rustig, houdt zich aan de afspraken en helpt mee met het huishouden. Ook is [minderjarige] bezig met het zoeken naar werk. De vader vindt de verzochte duur van één jaar te lang en verzoekt de ondertoezichtstelling slechts toe te wijzen voor een kortere periode, te weten voor zes maanden. Na zes maanden kan dan opnieuw naar de situatie van [minderjarige] gekeken worden.
Desgevraagd heeft de jongerencoach van [minderjarige] verteld dat [minderjarige] momenteel nergens voor te motiveren is, maar hij ziet nog wel ruimte om die motivatie bij hem te creëren. De jongerencoach heeft verder aangegeven dat [minderjarige] een beïnvloedbare jongen is. Tijdens de betrokkenheid van deze (laatste) jongerencoach zijn geen aanwijzingen over linken met drillrapgroepen naar boven gekomen. De vorige coaches hadden daar wel melding van gemaakt.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgen over de ontwikkeling en de opvoedomgeving van [minderjarige] zijn nog onverminderd aanwezig. Het lukt de ouders niet om op een constructieve wijze samen te werken en tot afspraken te komen over zijn opvoeding. Dat vormt een voortdurende bedreiging in zijn ontwikkeling. Daar komt bij dat [minderjarige] geen opleiding volgt en geen nuttige dagbesteding heeft. School2Care heeft aangegeven [minderjarige] niet meer te kunnen begeleiden, een andere school blijkt voor hem niet goed te vinden en hij is ook niet gemotiveerd om te werken. Ook daarin ligt nog onverkort een ontwikkelingsbedreiging. Het is van belang dat [minderjarige] gemotiveerd wordt om te werken aan zijn ontwikkeling en aan zijn toekomst. Ter zitting heeft de kinderrechter besproken dat hier ook een taak voor de ouders is weggelegd. De vader heeft echter zowel aan de jeugdbeschermers als desgevraagd ter zitting te kennen gegeven geen probleem te zien. Dat leidt tot de gevolgtrekking dat ouders niet bereid dan wel niet in staat zijn om zelf de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen.
Hier komt bij dat [minderjarige] onlangs nog in aanraking geweest met de politie, wat heeft geleid tot een gebiedsverbod voor het Stadshart Zoetermeer. Er is op dit moment te weinig zicht op de activiteiten van [minderjarige] buitenshuis; het is belangrijk dat hier de komende tijd veel aandacht aan wordt besteed. Tenslotte zijn er nog steeds zorgen over de lichamelijke gezondheid van [minderjarige] . Ook daar liggen nog mogelijkheden, nu de coach ter zitting heeft laten weten wel ruimte te zien om [minderjarige] te motiveren daar op te letten en om naar de sportschool te gaan.
Op grond van de hiervoor besproken omstandigheden vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige] betrokken blijft, die toezicht houdt op zijn ontwikkeling en ervoor zorgt dat passende hulpverlening wordt ingezet. Aangezien er nog flinke stappen gezet moeten worden om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen, vindt de kinderrechter de verzochte duur van één jaar passend en geboden. Het verzoek zal worden toegewezen als verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] 5 augustus 2022 tot 5 augustus 2023 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.