ECLI:NL:RBDHA:2022:8796
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming
In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2005, die zich in een problematische opvoedomgeving bevindt. De zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige zijn onverminderd aanwezig, vooral door de onderlinge verstandhouding tussen de ouders, die niet in staat zijn om constructief samen te werken. De minderjarige volgt geen opleiding en heeft geen nuttige dagbesteding, wat zijn ontwikkeling bedreigt. De vader heeft aangegeven geen probleem te zien in de situatie, wat de kinderrechter tot de conclusie leidt dat de ouders niet bereid of in staat zijn om de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een herstelrekest van de Raad voor de Kinderbescherming en een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord, maar de moeder was niet aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarige, waaronder recente politie-invloed en een gebrek aan motivatie voor werk of opleiding, blijven bestaan. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige onder toezicht moet blijven van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor een periode van één jaar, om zijn ontwikkeling te waarborgen en passende hulpverlening te bieden.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.