In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, ingediend op 19 maart 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 18 juni 2020 de aanvraag van verzoekster ingewilligd. Ondanks het inwilligen van de aanvraag heeft verzoekster het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder aan verzoekster tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog liep. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50, met de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing.
De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank is van mening dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.